08
de nijvere en eenvoudige bewoners van het bedrijvige
kleine Nieuw-Amsterdaingelijk bet dorpje in 16Ü6 door
Van dep, Donk geschilderd werd, en in hunne kleinkinderen
de voorlstrevende en niet minder nijvere bewoners der voor
spoedige kleine stad New-York in 1700, begroeten wij de
vroegste stichters der handels-zeevaart- en rijkdoms-groot-
heid van onze hoofdstad in 1802.
Terwijl wij, als ingezetenen van deze goede stad, onze
groote vcrpligting aan hare Balaafsche stichters erkennen
gevoelen wij zeker allen dat deze verpligtingen aangroeijen
en zich voortdurend uitstrekken moeten lot verre buiten
onze stedelijke grenzen, zelfs buiten die van onzen Staat,
zoodat wij, zonen van St. Nikolaas, inboorlingen van het
voormalig Nieuw-Amsterdamnakomelingen van den ouden
stamhier thans de vertegenwoordigers zijn van eene veel
uitgestrekter vereeniging in onzen Staatnamelijk van alle
zonen van New-Yorkdie, over het vasteland verspreid,
andere verpligtingen jegens Nederland hebben verpligtin
gen waarin wij bovendien deelen verpligtingen van gc-
wigtiger, algemeenergrootscher en meer nationalen aard
dan diewelke door eene begrensde stad of door plaatselijke
gevoelens opgewekt worden.
Ieder onzer moet hel opgemerkt hebben, dat in latere ja
ren de snelle aangroeijing onzer bevolking en de magt onzer
Unie voorwerpen van nationalen trots geworden zijn voor de
schrijvers en sprekers van Groot-Britanje en andere landen
die elk voortbrengsel van deze zijde van den Oceaandat
zulks waardig scheen aan hunnen invloedaan hun onder
wijs en aan hun eigen bloed toeschreven. Zoo vernemen
wij dikwijls onbeschroomde en niet weinig uiteenloopende
opgaven van den oorsprong der rassendie thans de wijde
uitgestrektheid onzer Unie bewonen. Het oude Engeland
heeft meer dan eens van het hooge standpunt zijner magt
of zijner kennis, of zijner kerk ons gansche geslacht als
zijne afstammelingen voorgestelden onze tegenwoordige
vrijheden, wetten en menigvuldige zegeningen afgeschilderd