70 legen de reuzenmagten van Spanje of Frankrijk schelst wanneer hij de letterkundigen en regtsgeleerden en staats mannen van Neerland opnoemt, als b. v. de Gkoot de wet gever der natiën, en de Witt, het voorbeeld voor repu- blikeinsche diplomaten en bestuurders wanneer hij op die starren wijstdie op 't gebied der kunsten haar licht over zijn Vaderland verspreidden en de lange lijst opnoemt der namen van kunstenaars waardige opvolgers van Rembrandt wanneer hij in gloeijende woorden Tromp en de Kuyter ge schetst heeftachtereenvolgens zegevierende over elke zee- inagt van Europaen ten laatste hun levensbloed stortende onder hun eigen geliefde vlagwanneer hij gewezen heeft op de daden van heldhaftige volharding, ten toon gespreid door geheele geslachten van vergeten burgers die niet eens hun naam in de geschiedenis achterlieten doch wier werken even duurzaam waren als het land hunner geboorte schier door henzelven geschapen dan zal de redenaar een oogen- blik zijne gloeijende schildering stakenen er bijvoegen «Toch is dit slechts een deel der schatten van den roem onzes Vaderlands 1" Dan zal hij de aandacht zijner toehoorders over den Oceaan geleiden. Ilij zal hun met dien helderen blik dien de wel sprekendheid aan het zielenoog schenktdoen staren op de levendige straten de volgeladen kaaijen de schitterende winkels van Nieuw-Amsterdam met zijn cirkelvormigen haven, die thans wit is van de duizende zeilen, of vrolijk gesierd met de vlaggen van alle Natiëncn wiens onbekende golven het eerst gebroken werden door de eenzame kiel welke Hendrik Hudson herwaarts droeg onder de oud-Neêr- landsche driekleur. Hij zal hunne blikken voeren langs die groote communicatie-lijnen die langzame vaarten naast die snelle spoorwegen welke den Oceaan met de inlandsche wateren verbinden. Hij zal hen hier op duizenden en honderd duizenden wijzen die zich verheugen een Neêrlandschen naam en Neêrlandsch bloed te bezitten. Hij zal de namen opsommen dergenendie in dit Ameri-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1855 | | pagina 162