So veils, die bevel krijgt ons lot gids te strekken. Do reus is volstrekt niet gevaarlijkhij wringt zijn ligehaam door den naauiven gang, waarschuwt ons beleefdelijk den hoed niette sfootenwat als eene soort van beleefde satire klinkten voert ons in eene der grootste ja hoe zal ik het noe men tempels van het gebouw. Neen, het valt u niet tegen: dat wil ik wel gelooven. Een enorm gebouw, met. rij op rij van reusachtige pilaren; neen, ik vergis mij, het zijn waarlijk niets dan biervaten, die van den grond bijna lot de zoldering reiken en zoo groot zijn dat men meent ze onder een mikroskoop te zien en, mijn hemel wat ziet de reus er klein uit hier. Ik ben blijdedat er geen spiegels langs de muren hangen. Ik zal u zeggen hoeveel vaten bier in zoo één monstervat gaan niet minder dan 1300. Maar vertel het niet als gij te huis komtmen zou u niet gelooven. Kijk herinnert u dat niet aan een olifant met een zuigeling Zie hoe aan de gutta-perclia pijp, de voedende borst van het groote vateen kleintje hangt totdat het verzadigd is en weggerold en gemerkt en op de kar geladen wordt door de tweeling-broêrs van den reus, die ons vergezelt; en hoe dadelijk een tweede vaatje aan de pijp hangten hoe dat eindeloos voortgaattotdat men bijna dronken van het zien wordt. De beleefde reus biedt ons een glas aan uit een vat ge merkt XX. Wees voorzigtigdat is het sterkste porter dat gebrouwen wordt. Daar, aan dien kantstaat de ale ligter van kleur en van inhoud, en iels verder is de stout, die tusschen de porter en ale van kleur en gehalte is. Ifet is van deze soortdat eene verbazende hoeveelheid naar de Krim wordt gezonden. Ligte ale en porter gaan veelal naar Indië. De reus wijst ons den weg naar bovendat is naar eene galerij rondom de zaalvan waar wij de monstervaten over het hoofd kunnen zienof veilig er op wandelen als wij ver kiezen er zijn bruggen met leuningen er aan van vat tot vat, en hier en daar zelfs een wenteltrap om een lijvig mon-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1855 | | pagina 169