40 geld al lijd een half jaar in voorraad bij den Officier van Ad ministratie van liet wachtschip gedeponeerd wordt. Art. 43. Bij aan boord komst van den Adelborst zal moeten worden •gestort hij den Officier van Administratie eene som van vijftig- gulden. Deze laatste som strekt om daaruit te bestrijden ééne maand tafelgeldof f 10 als inleg tot het begin der gamellebenevens f 5 voor tafelbehoeften het wasebgeld kleine reparation aan kleeding papier en pennen de m art. 5b aangewezen bijdragen voor hel schoonmaken van kleederen ophangen en schrobben der hangmatten. Het tweede en de volgende halve jaren zullen dertig gulden moeten worden gestort in voorschot. Dien ten gevolge zal bij de aan boord komst van den Adel borst moeten worden gestort eene som van f 170,80; zes maanden daarna f 150,80, en in het tweede studie-jaar elk half jaar f 50,80. Bovendien moeten de ouders zorgen voor de noodwendige aanvulling van het linnengoed. Art. 44. De Adelborst zal buiten het zakgeld geen gelden onder zich mogen hebben. Het geld, dat hij hij zijne aan boord komst, of na het terugkeeren van verlof, boven het hier- voren bedoelde bezit, zoomede dat, wat ontdekt mogt worden door hem tusschentijds van ouders voogden of anderen te zijn ontvangen, moet hij bij den Officier van Admistratie storten. HUISHOUDELIJK BEIIEEB EN VOEDING. Art. 51. De Adelborsten genieten het gewone scheepsrantsoenen leggen het volle tafelgeld ter dienste der tafel in.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1855 | | pagina 62