van zijn kind wezen. Wie toch de gronden niet goed en degelijk gelegd heeftkan onmogelijk liet Akademisch on derwijs volgen. Hij struikelt over eiken stroohalm hij on dervindt in elke les, dat zijne vermogens niet toelaten de behandelde zaken, hoe duidelijk ook voorgedragen, te be grijpen; hij gevoelt, dat al zijne pogingen 0111 de vereischle kennis te verzamelen vergeefsch zijndit gevoel ontmoedigt hem en dooft ten laatste allen leerlust uit. Zouden nu de oudei's in den regel opzettelijk dit euvel wrochten? Zouden ze, tegen het oordeel van den onderwijzer in, het opgaan van den zoon doordrijven, om te trachten hem in dezen jammerlijken toestand te brengen? We kunnen dit niet aannemenen dringen er daarom met te meer na druk op aandat de onderwijzers zonder schroom hunne meening moeten doen gelden wanneer hunne leerlingen niet ten volle voorbereid zijn. a Wie geeft u het regt aldus tegen ouders en onderwijzers te spreken?" Zoo vraagt welligt iemand, wien de toon mijner hard klinkende woorden mishaagt. Dat regt put ik in mijne belangstelling, in mijne onwrikbare overtuiging, in mijne ondervinding en in die van zoo vele anderen: en al heb ik reeds meerdere jaren te vergeefs mijne hamerslagen op hetzelfde aambeeld doen vallenmijne belangstelling is zóó innig, mijne overtuiging zóó vast gevestigd, mijne on dervinding heeft haar zóó gestaafddat ik mij hierdoor niet laat ontmoedigenen bij vernieuwing den hamer met het zelfde doel heb opgevat. Voorwaar onze Akadcmie heeft thans lang genoeg bestaan zij heeft genoeg Aspiranten-examens doen afnemenom de onderwijzers te doen beseffen, dat de brekebeenen en slecht voorbereide knapen niet worden toegelaten. De ondervinding moet hier reeds overtuigend aangetoond hebben, dat hun onderwijs het oordeel ontwikkelen moet, zonder zoo heel veel te omvattenmaar dat oppervlakkigheiddie vijandin van alles wat degelijk is, niet baat. De onderwijzer, die op de hoogte zijner taak ismoet zelf kunnen beslissenof

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1855 | | pagina 67