8 een Koning, wiens gezag lot een zekeren lijd, dikwijls slechts tot een enkel jaar, was beperkt. De keus des volks viel op Juw J uw in ga i heerschap en olderman te Rolswerl", een man, wiens naam door dapperheid en vaderlandsliefde met regt beroemd geworden is in de Friesche geschie denis. Juwinga was bij zijne landgenooten reeds bekend en ge- eerd om zijne dapperheid, zijn wijs beleid in oorlogszaken, en de ervaringdie hij daarin verworven haddoor menigen veldtogt, waaraan hij had deel genomen tegen de ongeloo- vige Turken en tegen de heidensche Litthmwers. liet was toen een algemeen gebruik onder de edelen en aanzienlijken 'n Friesland, om, wanneer het eigen land geen gelegenheid gaf tot het verwerven van krijgsroemdie op te zoeken in vreemde gewesten, en met hunne volgelingen zich bij de legers van vreemde vorsten aan te sluiten. Daardoor was toen de roem der Friesche dapperheid door de geheele be kende wereld verbreid; de volkstrots moge dien roem over dreven voorgesteld hebben en lot fabelachtige verhalen aan leiding gegevenook hier geldt de ware opmerking van Bilderdijk, dat daar, waar eene volksoverlevering algemeen geloofd is geworden, bet verkeerd is, haar zonder duchtige gronden als fabelachtig te verwerpendewijl zij dan ge woonlijk een historisch feil tot grondslag lieeft. Dat dc Friezen met Keizer Karee den Grooten Rome stormen derhand hebben ingenomenis eene fabel en niets meer maar wat geen fabel, wat geschiedkundige waarheid is, dat is het schitterend aandeel door de zonen van Friesland aan de oorlogen der middeleeuwen genomen bij de heirscharen der Kruisvaarders, in de legerkampen der Ho. benstaufen's en der andere Duitsche Keizers, zag men de telgen van Friesland's oude geslachten zich door moed en krijgsdeugd onderscheiden; en in de verst verwijderde ge westen, in hel brandende Palestinaaan den vruchtbaren Nijlstroom, in Spanje bij den kamp tegen de Arabieren, in Litthauwen bij den strijd tegen de heidensche bevolkingen,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1855 | | pagina 94