24
besteden. Wij wijzen hierop met te meer nadruk, om den
wélgezinden en onpartijdigen de oogen te openen om hun
te doen heseffen uit welken hoek de wind "waaitwanneer de
Akademie soms gelasterd wordt, en om aldus niet te ge
dogen dat zij den weerklank worden van hetgeen zij losweg
vernemen; want al spreken wij van het verledeneal geldt
het vroeger door ons opgenoemde voornamelijk van de al-
gemeene opinie in de eerste jaren na de wederoprigting der
Akademie; het hier gezegde is en blijft ook nog in onze
dagen waar, en wij wenschen vurig, dat het althans wat de
billijkheid bij de Akademie betreftsteeds waar moge blij
ven. Intusschen velen dergenen, die door de Akademie in
hunne verwachtingen te leur gesteld werden, schaarden zich
aan de zijde van hendie haar afkeurden.
De geruchten omtrent het onpraktische der Akademische
opleiding, hoe ongegrond ook gelijk wij bereids aantoonden,
gingen zoo ver, dat zij zelfs het oor bereikten van Zijne
Koninklijke Hoogheid den toenmaligen Prins van Oranje
later Koning Willem II. «Afgunstige oorblazingenzegt
de Hoogleeraar J. Hosscha in zijne boeijcnde en doorwTochte
levensbeschrijving van dien beminden Vorst, «afgunstige
«oorblazingen hadden den Prins Veldmaarschalk in den waan
«gebragt, dat boekengeleerdheid, onbruikbaar in den oorlog,
«meer dan militaire hoedanigheden, door die inrigting werd
«aangekweekt." De een of andere hoveling zal het ver
moedelijk den Prins gezegd hebbengeleerde luije Hoog-
heidgeleerde lui; maar Soldaat voor geen oortje!" De
held van Quatre-hras en Waterloo, die zoo veel gelegenheid
gehad had om echte militaire hoedanigheden op prijs te
leeren stellen, en ze zelf in zoo groote mate ten toon ge
spreid hadwas te zeer doordrongen van het besef harer
noodzakelijkheidom te duldendat hare aankweeking in
éënig opzigt veronachtzaamd werden zulks het allerminst
hij aanstaande Officieren. Was het waar, wat men den
Prins gezegd cn herhaald haddan moest de Militaire Aka
demie eene groote hervorming ondergaandan ware het zelfs