26
beid, welke het Zijner Majesteit behaagde aan de Hoofden
alsmede aan vele der oudste Officieren en Ambtenaren van
de Instelling te geven. Misschien echter hebben die blijken
van tevredenheid ook weer het hunne bijgedragenom de
Akademie in de opinie van velen te benadeelen. Zij ver
wekten jalousie, en deze is weinig geschikt om in sympathie
over te gaan.
In later jaren viel der Akademie ook de eer te beurt van
geïnspecteerd te worden door Zijne Majesteit 'onzen tegen-
woordigen Koningdie als Prins van Oranje Inspecteur-
Generaal van het wapen der Infanterie was, en op eene
inspectie-reis te Breda zijnde, de Akademie geheel onverwacht
met een bezoek vereerde, 's Morgens om half elf, terwijl
alles in de les was, kwam plotseling hel verblijdend berigt,
dat om elf uur het Kadettenkorps onder de wapens moest
staan, ten einde door den Doorluchtigen Vorst in oogen-
schouw genomen te worden. Nadat ook hij zich in persoon
overtuigd had van de geoefendheid van het uit alle wapens
zamengesteld korps in het uitvoeren der Infanterie-exercitiën
nadat hij in persoon met de Kadets van het hoogste studie
jaar Infanterie theorie had gehouden over de exercitie- en
dienst-reglementen van dat wapen; nadat ook hij den geest
en de strekking van het onderwijs onderzocht had, behaagde
het Zijner Koninklijke Hoogheid herhaaldelijk en met warmte
zijne hooge tevredenheid te betuigen.
Hetzelfde had plaats bij een vereerend bezoek van Zijne
Koninklijke Hoogheid Prins Frederik der Nederlanden, die
als Veldmaarschalk belast is met het oppertoezigt over de
Militaire Akademie, en die vooral in zijne vroegere betrek
kingen tot het leger zoo vele duidelijke bewijzen gegeven
heeft, dat hij militaire wetenschap voorzeker, maar ook niet
minder militairen geest op hoogen prijs weet te stellen,
en zich in geen van beide opzigten met klatergoud tevre
den stelt.
Hetzelfde heeft telkens plaats gehad bij de jaarlijksche
onderzoekingen der Speciale Commissie van Inspectie over