i 1 stem meesmuilen: neen mooi keurkorps; zijn dan de onge regeldheden vergetenwelke bij dat korps verleden jaar in December gepleegd zijn We hebben lang geaarzeld of wij die ongeregeldheden ook onaangeroerd wilden latenof het niet beter zou zijnze met stilzwijgen voorbij te gaan, en ze maar stilletjes met den sluijer der vergetelheid te bedekken. Konden we daar mee het gebeurde ongedaan makenof konden we daardoor ook maar de publiciteit smoren; gewis wij deden bet. Helaas dit hebben wij niet in onze magten na eene rijpe overweging kwam bet ons voor, dat wij meer nut konden stichten met het gebeurde te besprekendan met er stil letjes over heen te glijden. Die schandelijke ongeregeldheden hebben ons meer gegriefd, dan wij zeggen kunnen. Indien wij op het slagveld hij een korps gediend hadden, dat laf hartig zijn vaandel verliet en zich aldus met schande over laadde,dit zou geen smartelijker indruk op ons gemaakt hebben dan nu deze gebeurteniswaaraan we nog steeds met een pijnlijk leedgevoel terugdenken en die niet gemak kelijk uilgewischl kan worden. Het leger heeft gelijkindien het bij eene oppervlakkige beoordeeling daarom der Akademie die eere, die achting, die toegenegenheid ontzegt, waarop zij anders wegens hare diensten aanspraak zou hebbende gepleegde ongeregeldheden waren eene verregaande overtre ding der krijgstuchteene overtreding niet door enkele Kadets gepleegdmaar door een groot gedeelte van het korps. Zulk eene overtreding mag niet met vergoelijkende toegevendheid gedragen en geduld wordenzij mag het vol strekt niet in Soldatenzij mag het nog veel minder in aan staande Officieren. Het leger had alle regt zich daarover te verontwaardigenen al zijn de hoofdschuldigen zwaar gestraft, daarmee is de vlek niet uitgewischl, die zij wij willen hopen in hunne roekelooze onbedachtzaamheid op de geheele Inrigting geworpen hebben. Was dit welligt hun wenschdan hebben zij hun doel bereikt; maar wan neer die schuldigen eenmaal de hooge en gewigtige betee-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1856 | | pagina 127