genezing aangebragt worden, en die genezing moeten de
best gezinde Kadets zelve bewerken. Dit kunnen zij doen,
indien zij er toe bereid zijn; zij zullen het gewis doen, in
dien bun Soldatenhart er hun de hooge noodzakelijkheid van
doet beseffenen bet is om dit besef op te wekkendat wij
ons de onaangename laak getroosten van de gepleegde on
geregeldheden te bespreken.
Wij gelooven volgaarne, dat het voornemen aanvankelijk
niet bestond om zóó ver te gaan; de verslagenheid, die
onmiddellijk na het herstel der orde onder de Kadets
heerschtetoen zij den grooten omvang van het bedreven
kwaad konden overzien, strekt ons daarvoor ten waarborg;
en al hadden wij dien waarborg niet, wij kennen den geest
der Kadetten te goed om ons daarvan niet volkomen over
tuigd te houden. Dit verontschuldigt hen echter in geenen
deelezij moesten te voren hegrijpen, dat, wanneer men
moedwillig eene kleine dijkbreuk lot stand brengt, de losge
laten golven zich niet gemakkelijk laten beteugelenmaar
het werk der verwoesting tot het eind toe voortzetten.
Hebben wij ons ten pligt gesteld, hier bepaaldelijk het
woord te rigten tot de Kadets, in de hoop dat onze ge
strenge maar belangstellende stem ingang moge vindenen
dat zij onze dringende waarschuwing ter harte zullen nemenin
de hoop dat zij bewijzen zullen door daden, die niet liegen,
dat ook bij hen de eer van het Kadeltenkorps hoog aange
schreven slaat, dat ook zij groote waarde hechten aan den
goeden naam der Militaire Akadcmie; wij moeten ook
thans nog, zoo veel mogelijk ten minstedegenen weerleggen,
die in het gebeurde aanleiding vonden om te zeggendat
er op de Akadcmie eene slechte tucht moet heerschenindien
zulke ongeregeldheden daar gepleegd kunnen worden.
Die taak is niet gemakkelijk: in schijn hebben zij gelijk,
omdat zij met alle regl zeggen kunnen, dat, indien zoo
iets bij eenig korps van het leger gebeurde, dit korps daar
door bewijzen zou, dat het met zijne krijgstucht zeer slecht
gesteld is. Die taak wordt echter gemakkelijker door de