49
Nu gebleken was, dat cr helaas gevallen kunnen voorko
men, waarin de gewone straffen niet toereikend zijn om
genoeg af te schrikkenzijn er middelen beraamd en be
palingen gemaakt om deze leemte aan te vullen. Het is
bekend, welke straffen het Zijner Majesteit den Koning heeft
behaagd op de schuldigen te doen loepassenten einde
hunne loopbaan niet geheel en al te breken; bovendien
beeft het Reglement in dit opzigt en in het verlecnen van
graden aan Kadets belangrijke wijzigingen ondergaandie
wij reeds in het vóórwerk van dit Jaarboekje vermeldden.
Wat de graden betreft, zij werden vroeger verleend aan
cenige Kadets van het derde en aan sommige van het vierde
studie-jaar, die bij het examen van overgang uitmuntten,
en zich door gedrag en inborst gunstig onderscheidden. De
Kadets van het derde jaardie een rang bekleeddenmoes
ten dus gezag uitoefenen op sommige oudere makkers van
het vierde, en dit was moeijelijk, zoo niet onmogelijk. Bo
vendien werden de bevorderden slechts met de function van
Korporaal en Sergeant belastzonder de onderscheidings-
feekenen te dragenwelke hiervoor in hel leger zijn vast
gesteld.
Wij hopen vurig, en wij vertrouwen ook, dat de ge
maakte wijzigingen toereikend zullen zijnom in het vervolg
dergelijke ongeregeldheden te voorkomen; wij wenschten
daartoe bovendien het onze bij te dragenomdat de Akadc-
mie ons lief isen omdat wij niet alleen als Officier der
Akademie, maar ook als Officier van het Nederlandsche leger,
ons over die ongeregeldheden geërgerd hebben. Het is
daaromdat wij ons getroostten de grievende gebeurtenis te
bespreken. Daarbij wezen wij de Kadets op de noodzake
lijkheid der hervorming hunner kameraadschap, die echter
zeer veel goede en prijzenswaardige elementen beziten waar
aan zij dus niet ligtvaardig de hand mogen leggen. Wat
daarin hoofdzakelijk te hervormen valtis het dwaze denk
beeld dat menom goed kameraad te zijn de verkeerdheden
eens makkers moet ondersteunen. Neen, neen; men spreidt
4