33
vervolgddie eene soort van stofferige eerewacht vormen
en mij onwillekeurig noodzaken in de maat van het vervelend
«eins, zwei!" mede te stappen.
Eindelijk maken de rekruten regtsomkeerten ik ga ver
der alleen met de verveling door. De tuinen zijn heerlijk
Maar ongelukkig schijnt de zon zoo loodregt op de wandel
paden hoe lief zij ook slingerendat ik mij half verheeld
den inhoud van mijn hersenpan te hooren opkoken onder
mijn zwarten hoed, en ik mij eindelijk uitgeput neerwerp
aan een tafeltje op de hoogte, onder de hoornen, waar ik
een verkwikkelijk glas limonade en het fraaije gezigt hoop
te genieten.
Ik word jammerlijk te leur gesteld. Vlak vóór mij moest
een groote vijver liggen: de plaats daarvan is er nog steeds;
maar in plaats van het heldere water is er niets dan dikke
modder te ziendie onder de brandende zonnestralen dampen
opzendt, welke alles behalve' geurig zijn. De vijver wordt
«gezuiverd," en een twintigtal werklui zijn met den vuilen
arbeid bezig. Aan den overkant van den vijver is, in den
vorm van eene halve maaneene schoone rij huizenmaar
de zonnestralen worden zoo fel teruggekaatst door de witte
muren en de fonkelende ruitendat ik mijne verblinde blik
ken daarvan afwend en mij zoek te amuseren met het ga
deslaan van de werkluidie tot aan de knieën in den modder
rondbaggeren.
liet gezigt is niet opwekkend. Er zijn een twintigtal
menschen aan den arbeid. Een daarvan, die de opzigter is,
doet natuurlijk niets; de helft der anderen rust uit van het
werkvan de overigen zijn de meeslen bezig om toe te
zien hoe hunne makkers uitrustenen bij eiken man met
een schop aan het werk, staan er ten minste twee op hun
werktuigen te leunen, en zorgvuldig op te letten hoe het
met den arbeid gaat.
Ik ga dus bij de couranten troost zoeken, en bij mijn
glas limonade verkwikking. De dagbladen bestaan uit de
oude Keulsche couranten en uit de Düsseldorfer Zeitung"