67
De oorlog tusschen de bondgenooten en Frankrijk was,
in 1702, in de Nederlanden aangevangen met de belegering
en inneming van Keizcrsweerlen met den vruchteloozen
aanslag van het Fransche leger op Nijmegen. Marlborough,
later zich aan het hoofd van eene 60,000 man ziende
maakte gebruik van die sterke macht, om den oorlog aan-
vallenderwijze te voeren en in België door te dringen. Even
als Frederik Hendrik in 1632, volgde de Britsche veldheer
hierbij den loop van de Maasen die stroom was toen
dubbel belangrijk als operatielijn omdat, door het gebrek
kige der toenmalige landwegenhet bezit van eene rivier
of een kanaal lot het vervoer der krijgsbenoodigdheden van
een leger, toen niet alleen voordeelig, maar bijna noodza
kelijk was. De vestingen aan dc Maas gelegenVenlo
StevensweerlRoermond en Luikbezweken nog in dezen
veldtocht voor de wapenen der bondgenootcn. Werkeloos
zagen de Fransche legerhoofden dc belegeringen dier steden
aan; die legerhoofden waren op niets anders bedacht, dan
op het beschermen van de Brabantsche gewestendoor mid
del van eene uitgestrekte verschanste liniedieeerst zich
tegenover Slaals- Vlaanderen verheffende, te Antwerpen op
den rechter oever der Schelde overging en, over Herenthals
AarscholDiesl en de Mehaignezich nabij Hoei tot de
Maas uitbreidde. Het was eene van die ongelukkige navol
gingen van den Cliineeschen muurwaarmede men in die eeuw
zoo veel ophad en waarvan menbij de oorlogen van dien
tijdzoo veel voorbeelden aantrefthoezeer de onwaarde
en ondeugdelijkheid van zoo uitgestrekte verschanste liniën
reeds toen herhaaldelijk gebleken was.
In 1705 ving de veldtocht aan met de belegering van
Bonn, dat in de eerste helft van Mei voor Coehoorn's aan
vallen bezweek. Na de overgave dier vesting voegde Marl
borough zich melde macht, die de belegering had uitgevoerd
bij het leger, waarmede Ouwerkerk te Maastricht had stand
gehouden om aan het Fransche leger van Villeroi het hoofd te
bieden, en dit te beletten lot hulp van Bonn op te rukken.
5*