69
■lal men in Staals-Vlaandcren eene macht plaatste genoegzaam
sterk om die lange smalle strook gronds te beschermen
dat was goed; maar daartoe moest men niet meer aanwen
den dan volstrekt noodig was al het overige moest bij het
hoofdleger worden aangetrokken. Die verdeeling van macht
vras geheel in het nadeel der bondgenoolenwant de vijand
was niet gedwongen zich op gelijke wijze te verdeden en
deed hij het, dan kon hij toch, gedekt door zijne verschanste
liniën, zich ras en ongemerkt hereenigen, en die hereeni-
ging kon spoediger uitgevoerd worden dan bij de bondge-
nootendie een uitgebreider kring besloegen dan hunne
vijanden. De 6'c/ietóe-stroom maakte het aan de afdeeling
van Coehoorn en Sparre bezwaarlijk, zich spoedig te
voegen bij de overige deelen van de legermacht der bond-
genooten.
Bij die verdeeling van macht liep men dus groot gevaar,
dat de vijand, snel en onverwacht zijn leger zamenlrekkende,
zich plotseling wierp op eene der legerafdeelingen van de
bondgenootenen die afdeeling door zijne overmacht verplet
terde. üit den aard der zaak was het hoofdlegerdoor
Marlborough in persoon aangevoerd minder blootgesteld aan
dat gevaar; ook niet de afdeeling van Coehoorn en Sparre,
beveiligd als zij was door de vestingen en sterkten van
Staats- Vlaanderen; maar het legerkorps van Obdam geheel
alleen en door geene verschansingen beschermddp korten
afstand van 's vijands liniën staandewas als het ware ge
heel prijsgegeven aan de aanslagen van dien vijand. Wanneer
nu die toestand maar kortstondig had geduurd, en de bond
genooten door snel en met kracht op 's vijands liniën aan
te vallendien vijand overal hadden bezig gehoudendan
zou het gevaar voor Obdam nog minder groot zijn geweest.
Die snelle en krachtige aanval heeft echter niet plaats: wél
lasten Coehoorn en Sparre, den 27sl=" Junijbij Slekene
een groot uur ten zuiden van Hulst, 's vijands liniën aan,
en bemachtigen die; maar bij de andere afdeelingen der
bondgenoolen gebeurt niets; en drie dagen na het gevecht