79
het Hollandsche leger hier voor elk gevaar beveiligd. Een
dapper aanvoerder, de Kolonel Cannenburg, heeft den dood
hij dien strijd gevonden.
Dreigend en somber blijft echter pog altijd het vooruit
zicht van het lot, dat het Ilollandsclie leger wacht: dat leger
heeft welvoor dit maalde aanvallen zijner vijanden afge
slagenmaar toch, het blijft nog geheel ingesloten; de
troepen zijn verzwakt door verliezen en uitgeput door ver-
moeijenis; verschillende regimenten hebben volslagen gebrek
aan munitie; de reeds ingevallen avond dreigt de verwarring
te zullen vermeerderen, en stelt bloot aan nachtelijke aan
vallen van de zijde des vijandsen gaat die nacht al zonder
aanval voorbij, dan is het te duchten, dat den volgenden
dag 's vijands overmacht, den strijd hervattende, aan den
heldhaftigen maar wanhopigen tegenstand der Nederlanders een
einde maken zalen hen geheel doen verloren gaan.
Slangenburg ziet het in dat zijn leger onmogelijk in dien
toestand mag blijven, waarin het verkeert; en dat men,
hoezeer de avondschemering zich reeds over het slagveld
verspreidt, nog dien dag tot eene beslissing moet komen.
Hij deelt zijn voornemen aan Tilly mede, en aan Kop, die
zich als gedeputeerde te velde bij het leger bevindt; beide
zijn met den opperbevelhebber eenstemmig gezind. Orderen
moet bestormd worden; gebrek aan munitie dwingt 0111 die
bestorming met de blanke wapens te verrichten, met de ba
jonet op het geweer, en met den degen in dc hand; vier
bataillons, door de Generaals Feiesheym en Graaf van Doiina
aangevoerd, zullen over het lage, doorsneden land voort
rukken, en 's vijands stelling te Orderen van ter zijde en
van achteren aanvallen; de hoofdmacht, in eene dichte massa
geschaard en door de ruiterij gevolgdzal over den Schelde-
dijk van Wilmerdonk oprukken, en Orderen van die zijde
bestormen.
De bestorming gelukt volkomen. De bataillons van Eries-
hetji cn Dohna, met moeite over de lage velden voortruk-
kende cn tot het halve lijf door de slooten wadendebereiken