86 slicht kasleelen en sloten Dorpen worden plat gebrand sikkers en staand koren verwoestde velden stroomen van 't bloed. Door allerprangendsle belegeringen worden de steden bekneldstormenderhand veroverd tegen verdrag en belofte uitgeplunderd en verwoest. Denkt eens, biddc ikom Haar lem, om Naar den om Zutphenom Amersfoort, die erbar melijke gedenkteekenen van verwoesting en woede. Denkt om dien onbeschrijflijk en en ongelooflijken hongersnooddie bleeke en uitgeleerde geraamtentoen bonden en kallen aan gename spijzen waren toen bonden en katten langer geen spijzen warentoen weggeworpen' vuiligheden toen ruw leder tot spijs verstrekte, waarop die ongelukkigenal knabbelende dood nederzonken. Denkt om zoo vele men- scben of zal ik zeggen geraamten van menschen door dolrazende krijgslieden in kerken opeengepakt door vlammen verteerd aan klingen geregen met bijlen in stukken ge hakt de aders geopend, en 't spattende bloed gretig inge- zwolgen. Zie daareen' vaderterwijl de zoon bet al trillende aanzietdoor vele moorddolken doorpriemdhet hart uit bel lijf gesneden en den zoon in 'l gezigt gekletst. Zie daareenc moeder cn hare eerbare dochters" doch de mond weigert die gruwelen uit te sprekenbet pen seel heeft geen verwen, zwart genoeg om ze af te malen. „Zóó woedde men in de sleden; zóó woedde men op bet land totdat Alva aftoogMet hem toog echter zijn geest niet af, noch toen noch immer; met hem logen niet af die moorddadige, bloedraad die vervolgingen die pijni gingen die folteringen. Iïet deed hem innig leeddat hij met achterlating van nog levenden heen moest, en, nadat hij 18000 menschen in Nederland door beulshanden vermoord en nog veel meer duizenden ellendig gehavendwreed mis handeld bloeddorstig geslagt had beklaagde hij zich nog over zijn lotdat al de Nederlanders te zamen niet maar eenen hals gehad hadden om hun allen te gelijk het hoofd van den romp Ie houwen en zoo schuldig en onschuldig in éénen ondergang weg te slepen.Wie is zoo ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1856 | | pagina 172