87 hardwie zoo verstaald wie zoo ontmenschtdat hij door zulke afgrijslijkheden niet wordt getroffen Maar Alva werd niet getroffen. Wiewie kan zulke allerbitterste folteringen aanhoorenwie uitsprekenveel minderwie zien Alva heeft ze gezienen heeft zich met dat schouwspel vermaaktmaar niet verzadigd 1" Op wien rustte in dien onverdragelijken en jammerlijken toestand des vaderlandsonder die gruwelijke en meer dan helsche wreedheid van een' Alva; op wien rustte toen, naast God, alleen hoop op redding? Op Willem vak Oranjeop Willem van Oranje die den strijd waagde tegen Alva niet alleenmaar ook tegen een' vorstwiens rijk zoo uitge strekt was, dat de zon er niet in onderging; op Willem van Oranje, die met zijne vier broeders, even als weleer de Macabeën in Israëlin Nederland de grondslagen legde van die vrijheid en onafhankelijkheid van die welvaart en dien bloeiwaarin wij ons thans nogna drie eeuwen verheu gen. Maar was het ook eerzuchtdie hem dreefwas het ook de lust, om zich eeue onafhankelijke heerschappij te bezorgen Waarom werkte hij dan medeom een' Matthias van Oostenrijk, tot Oppcriandvoogd van onze gewesten te doen benoemen Waarom deed hij dan een' Hertog van Anjoo tot souverein van ons vaderland huldigen Neen het was de zucht, om den Nederlanders, onder welke hij sedert zijne vroege jeugd was opgevoeddie hij lief hadgodsdienst vrijheid te bezorgen het was de zucht om ze te verlossen van de Spaansche dwingelandij. Daarom vatte hij de wapenen op daarom hadden hij en zijne broeders hun goed en leven veil voor het veege Nederland. Ik zeg hun goed en hun leven. Zijn broeder Adolf sneuvelde bij Ileiligerleezijne broeders Lodewijk en Hendrik vonden den dood op de Moolier- heide. Jan van Nassau de doorluchtige stamvader van ons Koningshuis; hij, die de Unie tot stand bragtwelke tot in het laatst der vorige eeuw onze staatsregeling geweest is gaf al zijne goederen ten beste tot heil van Nederlanden wat meer zegt hij schonk zijne vier zonen aan de zaak der

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1856 | | pagina 173