9b gekendeu trap van aanzien en luister; onder den derdes Willem zat Nederland voor in den Raad, waar liet evcnwigt van Europa moest gevestigd worden. Onze voorouders hadden door ondervinding, in den eersten stadhouderloozen tijd opgedaangeleerddat de staat zonder uitstekend hoofd niet kon geregeerd worden. Daarom hadden zij Willem III en zijnen manneüjken nakomelingen het stad houderschap erfelijk opgedragen. De zonen versmaadden echter de ondervinding der vaderen. Bij het kinderloos overlijden toch van Europa's bevrijder rekende men ander maal het stadhouderschap onnoodig en gevaarlijk voor de vrijheid. Zóó was men echter nog doordrongen van Op.anje's staatkundedat men aanvankelijk nog zijne voetstappen volgde, om Frankrijks heerschzucht te breidelen. In den krijgwelke gevoerd werd over de opvolging in Spanje muntten de staatsmannen, in zijne school gevormd, door schranderheid en beleid uit; in dien krijg behaalden de leger-aanvoerders, die van hem de oorlogskunst geleerd haddenonverwelkelijke lauwerenin dien krijg toonde de jeugdige Jan Willem Friso, welken de overleden vorst zoo gaarne tot zijn' opvolger had willen bestemmen dat het heldenbloed der Nassau's door zijne aderen vloot; in dien krijg werkte onze Republiek nog beslissend mede tot hand having van het Europesche evenwigt tegen de Fransehe veroveringszucht. Tijdens het sluiten van den vrede te Utrecht werd zij dan ook nog geteld onder de aanzienlijke mogendheden, op wier vriendschap en hulp men hoogen prijs stelde. Doch nu begon ook haar verval. Men was in het bezit gekomen van de lang gcwenschte barrière legen Frankrijk. En hierachter rekende men zich veilig, even als de Chinezen achter hunnen muur. Niet door nieuwe inspanning en nuttige hervormingen, maar door rust en stilstand zocht men zijne krachtendoor den oorlog ver zwakt, te herstellen. En het landdat onder den derden Willem het middelpunt geweest was van alle staatshande-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1856 | | pagina 181