97 in Oostenrijk breekt uit. Men zoekt zich aanvankelijk on zijdig te houdendoch tegen wil en dank wordt men er in medegesleept. De Franschen bedreigen onze grenzen, onze onafhankelijkheid, en treurig is de rol, welke de Neder landers vervullen. In 't veld worden zij overal geslagen en de vestingen geven zij over, voordat de verdedigings middelen zijn uitgeput.'' Het land, wier zeehelden in eene vorige eeuw de Engelsehen op hunne eigen' rivieren bestookt hebbenvraagt nu bij dezelfde Engelschen onder stand in schepen, om zijne eigen' stroomen en grondgebied te beveiligen. Na door trouweloos oorlog vermijden en wei felend oorlog voerenden vijand bijkans in het hart des lands te hebben gelokt, ontwikkelde de jammerlijke regering niet slechts de minste veerkracht, maar toonde zich ook moedeloos en radeloos, a De Republiek was in elk opzigt zoo diep vernederd als bij het aanwezig zijn der overblijfsels van voormalige grootheid mogelijk was." (f) Onder zulke omstandigheden zag menouder gewoonte naar Oranje om redding uit. Nadat men bijna eene halve eeuw de wrange vruchten van een stadhouderloos bewind gesmaakt had werd het stadhouderschap hersteld. Nu kwam men er opentlijk voor uit dat de staat zonder uitstekend hoofd niet bestaan konendaarvan ontbloot zijndemeer dan eens op het punt van zijn' geheelen ondergang gebragt was." Daarom verklaarde men dan ook het stadhouderschap erfelijk in de mannelijke en vrouwelijke linie van Prins Willem IV. Straks kwam nu een wel niet voordeelige maar toch niet eerlooze vrede tot stand. De gisting welke gedurende den oorlog onder het lang onderdrukte volk zich geopenbaard had, en eindelijk tot ernstige on lusten was overgeslagen, was echter door den vrede niet verdwenen. Het gelukte evenwel aan het beleid van den vierden Willem, de binncnlandsche rust te herstellen. In Bosscha, NeérL. Hcldend., II, bl. 559. (f) Grobh VAN PlUNSTKRBB, Gesch. dee Faderl., bl. 720. 7

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1856 | | pagina 183