105 »bMen zegt, hier heeft voorheen een groole stad gestaan »ls 't antwoord, «en dit puin, waaruit thans raven schreeuwen, B»Was 't raadhuis eens dier stad in verr' vervlogen eeuwen; D»En gindsche bouwval, waarhij "i wild gedierte schuilt, »»Die iieêrgeslorle spits, waarop de roerdomp huilt, »»Was eens een tempel, aan der Yadren God geheiligd. »»Maar wijdoor dam noch dijk voor 't woèn der zee beveiligd »i>\Vij zwerven, hongrende, om op dcez1 verlaten" jjrond Schaars hoorend' van de stad die eertijds hier bestond.11 Dc Voorzienigheid had het echter anders besloten. Ne derland zou weder met eere herrijzen. De onverwinnelijke legioenen van den Franschen alleenheerscher, die in talrijk heid ervaring en zelfvertrouwen nimmer huns gelijken hadden, vonden den dood in de barre sneeuw- en ijsvelden van Rusland, en lieten slechts eene schaduw over van het geen zij eens waren. Op 's dwingeïands wenk wordt on middellijk met schending van beloften en eedeneen nieuw heir van strijders als slagtvee zaamgedreven. Doch zijn lot was beslist. In de velden van Leipzig werden de laatste ontwerpen des geweldenaars, te gelijk met het over schot van Frankrijks reuzenmagt, verbrijzeld. Al wat hij verder bedreef, waren slechts stuiptrekkingen der stervende woede." De nederlaag van den man des bloeds onder de muren van Leipzig was het sein tot den volken-storm tegen het zoo lang gevreesde Frankrijk. Ook Nederland wierp het juk der vreemde overheerschiug af. Doch was dit genoeg? Zou het land alleen van de Franschen verlost worden, om de oude partijschappen te doen herlevenom de herboren' vrijheid weder door tweedragt verscheurd te zien Door tegenspoeden cn rampen gelouterdwas Nederland rijk ge worden in ondervinding. Het was meer dan ooit overtuigd dat er geen beter behoedmiddel tegen regeringloosheid be stond dan in de eenhoofdigheid van het gezaghet was meer dan ooit overtuigd, dat er geen hetere waarborg was v. D. Palm, Godenltsohrvan Nederlands herstelling2e dr. bl. 21.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1856 | | pagina 189