112 des te williger om aan dit voorwendsel geloof te slaan dewijl zijne afwezigheid hem ook de hoeveelheid van 'tgeen zij gegeten en gedronken hadden, verheimlijkte, 'twelk eene gunstige omstandigheid hij de afrekening was. Zij noodigden hem dus uit, aan hun gelag deel te nemen, en verdiepten zich weldra weder in hunne wijnzak-studiën. II. Het duurde niet langof de geschiedenis der wonderbare verschijning van José bereikte het oor van den Kommandant. Kapitein Dubois was, ofschoon naauwelijks boven de middel bare jarenreeds een veteraan in ervaring. Hij had sedert zijne prilste jeugd in het leger gedienden was onder de oogen van Buonaparte bevorderd; gelijk de meeste Officieren, door dezen Generaal tot bevordering uitgekozenverbond hij groote scherpzinnigheidoordeel en tegenwoordigheid van geest met eene buitengewone dapperheideven als de groote Veldheer echter, en even als de echte krijgsman, was hij niet zeer moeijelijk in de keuze der middelen, die tot zijn doel moesten voerenindien zij slechts zeker warenbedacht hij zich niet langer, en koos ze dan ook als de juiste. Daar hij de ge zindheid kende, die men in Spanje het groote leger toedroeg, en daarbij wist hoe noodzakelijk het was, de grootste waak zaamheid in 't oog te houden zoo lang men in 't vijandelijk land ingekwartierd was, zoo scheen hem de geschiedenis dier zonderlinge verschijning volstrekt geen scherts te zijn. Nadat hij een oogenblik overlegd had, wat te doen, onder zocht hij den schuilhoek van José. Het was eene soort van zoldering, waarop men oude kleêren en rommel bewaren kondoch die zeker nooit bestemd was geweest om een man te dragen. Dit zou echter ditmaal welligt zonder ongeval afgeloopen zijn, indien niet de dragonders hunne zware uit rusting afgelegd, hunne goed gevulde patroontasschen aan de dunne dwarsbalken opgehangenen door dit gewigt het doorbreken bespoedigd hadden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1856 | | pagina 198