126 over de menigte gewonden en gesneuveldendie op de vel den van Salamanca verspreid lagen, toen het scherm voor het tweede bedrijf van dit drama uil het werkelijke leven werd opgehaald. Intussehen was de jeugdige Dubois in de ge lederen van het leger getredenhij voerde nu den troep aan waarover zijn vader als Kapitein hel bevel gevoerd had. De laatste was intussehen tot den Kolonels-rang opge klommen en had zijn regiment in den pas bedoelden slag aangevoerd. De bijzonderheden van dezen merkwaardigen dag behooren tot de geschiedenis, en verdienen door haar geschilderd te worden; wij hebben hier sleclfts met eene episode te doen. Ofschoon de strijd nog niet opgehouden hadde veldslag was bereids beslist de overblijfselen van het nog vóór weinige uren zoo glansrijk Fransche leger waren in volle vlugtMaarschalk Marsiont zelf was onder de gewonden hetgeen van de kavallerie nog overgebleven wasverzamelde zich om den terugtogt te dekken, terwijl Kolonel Dubois met zijn regiment achteraan geschaard werd, 'twelk des te eervoller waswijl daar bet meeste gevaar dreigde. Alvorens het slagveld te verlaten wilde de Kolonel nog eene batterij van vier stukkendie door de Britten ver- meesterd washernemenen bereids was hij met zijne dappere schaar teruggekeerd om een bloedbad onder de overwinnaars aan te riglen. Ofschoon steeds vóóraan en luid kommandeerendewas hij tot nu toe den gevaren van dezen bloedigen dag gelukkig ontkomen. De gelederen zijner braven waren zeer gedund, maar onbevreesd en trouw ge hoorzaamden zij nog steeds met toewijding aan de oproeping huns dapperen aanvoerdersen snelden op hunne rossen ten strijde. De Britsehe artillerie liet hen zóó na komen dat zij met nog ecnige sprongen naast de stukken konden zijn. Toen eerst werd de lont aan het zundgat gebragt. Het moordend salvo donderde door de gelederenwaarvan de voorsten in letterlijken zin door de kogels neèrgemaaid werden; manschap en paarden stortten op dit verschrikke-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1856 | | pagina 212