127 lijke vuur, en dezelfde kogel doorboorde eerst den hals van het paard van Kolonel Dubois en vervolgens den ruiter zei ven wiens roemvolle loopbaan aldus op het veld van eer geslolen werd. Een regiment infanterie, dat digt achter de kanonnen opgesteld was, zond nu zijne salvo's in de gebro ken rijen des aanvallers, en eer nog de rook opgetrokken was, rende de Britsche ruiterij de helling af, stormde als een wervelwind de vlugtenden na, en wierp er nog menigeen die door zijn ros niet schielijk genoeg weggevoerd werd, uit den zadel. Door een kartetsschotdat op den slaap van zijn hoofd afgeschampt wasbedwelmden bij iedere beweging bloe dende uit ecne sabelwond, had de jonge Dubois een verlaten gedeelte van liet slagveld bereiktalvorens hij zijn bewust zijn geheel verloor. Daar onlsluijerde zich voor zijne blikken een ontzettend schouwspel. Wijd en zijd was alles met de overblijfselen van het geslagen leger bedekt; in de verte hoorde men bet geknetter van het geweervuur, het geschal der trompetten den donder van het geschut en de schrille muzijk der beugelhorensdie ecne hevige vervolging dei- overwonnenen deed vermoedenieder oogenblik zonk er een dien de liefde tot het leven tot nu toe op de been gehouden had neven hem neder. Kapitein Dubois voelde aan de toenemende zwaktedoor liet bloedverlies veroorzaaktdal hij zich niet langer in den zadel zou kunnen houden. Maar wat had hij dan te ver wachten? Hij waagde het niet, de aankomst der zegevierende troepen af te wachtendie in de bedwelming van den strijd alles neerwierpenen tocheen toevlugt in de woning eens ingezetenen te zoekenwas hetzelfde als zich over te geven in handen van mcnschendie slechts op wraak be dacht waren. Iiij wierp een vertwijfelenden blik om zich henenen ontdekte in dc nabijheid van den weg eene half ingestorte hut, die geheel verlaten scheen. Bij naauwkeuri- ger onderzoek bevond hij dat zij oorspronkelijk voor het vee bestemd wasdaar hij echter ontdektedat zij in lang

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1856 | | pagina 213