131 De Spanjaard, die een aanslag op het leven van Dubois gemaakt hadhoorde Diez met kwalijk verholen ongeduld aan. En waant gij zoo sprak hijtoen Diez opgehouden had te spreken, waant gijdat ik het dulden zal, dat gij, of wie dan ook, mij belet mijnen wraaklust te koelen? De gevangene behoort mij niet uen ik zal met hem han delen gelijk mij goeddunktzonder uwe toeslemming te vragen." «Wat, Alfonzo," antwoordde de Empecinado«gij hebt toch gehoorddat ik hem mijn leven te danken heb en ik heb vastelijk besloten hem mijne schuld te voldoen. Hij is wel is waar uw gevangenesla echter den armen jongen aan mij af, en ik zal u, eer de week oin is, een half dozijn zijner landslieden leveren." Hierop volgde een kortstondig bedenken, en inmiddels leverden de zachtheid van Diez en de steeds aangroeijende woestheid van Alfonzo een zonderling contrast op. De laatste stortte zich plotseling op Dubois en over diens hoofd blik semde in hetzelfde oogenblik het lange, tweesnijdige mes, dat de aanvaller, even als de meeste Guerillas, in den gordel droeg. Alvorens dit tot het bloedige werk kon neer zinken, greep Diez zijnen arm, en hield dien als met een ijzeren kram vast. Alfonzo zeide hij op bedaarden maar ernstigen toon terwijl hij zijn voorhoofd rimpelend zamentrokom onze oude vriendschaps wille, Iaat het mes zinken." Eene vruchlelooze worsteling om zijnen arm uit de ijzeren greep los te wringen was het eenige antwoord. Alfonzo zeide Diez met eene hoogere stemverheffing«wij waren sedert onze kindschheid goede vrienden, en het zou mij smarten u eenig leed te moeten doen. Ik zeg u nogmaals, iaat dat mes los ik herhaal het nu niet meer." «Neen;" schreeuwde zijne tegenpartij, «niet, alvorens het eene schede in de borst van den Franschman gevonden heeft. Diez klemde en draaide de hand van den Guerilla nu met een zoo verschrikkelijk gewelddat deze het mes onder een 9*

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1856 | | pagina 217