24 demichij is gebleven bij den Staf der Artillerie en voorloopig belast met de functie van Adjudant voor het materieel der Artillerie te Jivcda. Bij Z. ill. besluit van den J0le" Ju lij 1855 N". 57 is voorts genoemde Kapitein be noemd tot ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw, uit hoofde hij gedurende verscheiden jaren de gewigtigste diensten aan de Akademie bewezen heeft, zoo door het geven van onderwijs in onderscheiden moeijelijke vakken als door het met veel ijver en bekwaamheid uitvoeren van vele moeijelijke proeven en werkzaamhedendie hem zijn opgedragen. De lsl0-Luitenant J. II. II. Dommers van het Instructie- Bataillon isbij disp. van bet M. v. O. van den 6dcn Julij 1855 N°. 78 B, op grond van 's Konings besluit van den 24"»° December 1855 N°. 101, tijdelijk bij de Akademie ge detacheerd en in verband daarmede overgeplaatst bij het 2Jo Regiment Infanterie. De lsle-Luilenant Ingenieur J. F. van Danswijk is bij de zelfde disp. op zijn verzoek eervol ontslagen uit zijne be trekking lot de Akademie, en bij disp. van het M. v. O. van den 25"°" Augustus 1855 verplaatst naar het garnizoen te Utrecht. Ilij werd vervangen door den 1 "rj-I,uitenant In genieur F. P. IClynsma, die, bij disp. van het M. v. O. van den G'lo° Julij 1855 N°. 78 B van het garnizoen te Gronin gen overgeplaatst is bij de Akademie. Rij besluit van den 2,lcn Augustus 1855 N°. 6 heeft het M. den Koning behaagd aan de heeren J. Radon Guijben en Dr. A. A. van Heusden, lectoren der l"e kl. respectivelijk m de wis- en natuurkunde en in de taal- en letterkunde, wegens hunne vele en belangrijke diensten in voorschreven betrekking aan de Akademie bewezen den personeelen titel van Hoogleeraar toe te staan zonder bezwaar der schatkist. De 2J°-Luitenant der Infanterie K. P. Kempers is, bij Z. M. besluit van den 4''»" September 1855 N°. 82, benoemd tot l"e-Luitenant bij het 4Je Regiment Infanterie, onder bepa ling dat hij bij de Akademie tijdelijk gedetacheerd blijft.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1856 | | pagina 46