46 Maar die arme examinatoren Het verschil tussehen N°. 10 en N°. 11 is dikwijls zoo gering; N°. 10 wordt kosteloos geplaatstÏST°. 11 moet de volle som betalen Het is te veel van eens menschen geweten gevergdom in eene zoo gewiglige zaak de lijn tussclien deze twee nummers te trek ken. Ware het aan één menseh overgelaten ja dan was het voor hem te veel. Maar dit is het geval nietdo com missie bestaat uit een voorzitter en vijf leden; de commissie moet alle geëxamineerden rangschikkenen ook al is er geen sprake van vrijstelling, dan is die rangschikking voor ieder Aspirant hoogst gewigtig. Evenwelwij geven toe dat de taak der commissiedie toch reeds zoo zwaar is nog zwaarder zou worden vooral oindat het aantal Aspi ranten ook vermeerderen zou. Welnuom hen in de moeijelijkheid der pas bedoelde gewigtige beslissing eenig- zins te gemoet te komen kan men ons voorstel door scha keeringen wijzigen en eene trapsgewijze overgang maken. Men bepaledat de vijf eerste nummers niets betalende vijf volgenden de helft, en de vijf dan volgenden het twee derde. Wat zou nu het gevolg van zulk eene bepaling zijn? Een groot, een zeer groot aantal ouders uit den beschaafden stand, is tc onbemiddeld om de kosten der opleiding te dragener is voor hen geen denken aanhoe gaarne zij hunne zoons ook op de Akademie bragten om hen langs dezen weg de épaulet te doen verwerven. Hunne zoons worden dus niet op het Aspiranten examen voorbereiden ofschoon daarom de opleiding dier zoons niet verwaarloosd wordter wordt toch lang zoo veel werk niet van gemaakt als anders het geval zou zijn. Zulken ouders geeft men eene gunstige kans zij beproeven al het mogelijke om hunne zoons goed te doen onderwijzen onbemiddelde Luitenants en Kapiteins zullen bij het korps waartoe zij belmorenwel Officieren vinden die geschikt en genegen zijn om hij de voorbereidende op leiding hunne hulp te bieden en indien hunne zoons met een goeden aanleg begaafd zijn zal die aanleg ook zeker

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1856 | | pagina 68