DE HELDENGALERIJ.
In den vorigen Jaargang hadden wij het genoegen dc
aandacht onzer lezers te vestigen op een vereerend geschenk
door het meerendeel onzer geachte krijgsbroeders van het
Oost-Indisch leger der Akademie aangeboden. Dit geschenk
bestond in eene schilderijvoorstellende den aanval op Djaga-
Raga door onze dappere troepen in 1849; het moest slrekkeu
als een bewijs van de alejemeene belangstelling voor de, in
hare gevolgen zoo uitstekend doeltreffend werkende Akademie
en ofschoon wij het ons toen reeds als eene allergenaamsle
pligt toerekendenonzen krijgsbroeders daarvoor in de verte
onzen warinsten dank toe te roepenen hun te betuigen
dat hun geschenk de levendigste sympathie hij de Akademie
had opgewekt, zelfs voordat het nog aangekomen was; wij
zijn thans in staat gesteld dit op veel betere wijze te doen
daar de Gouverneur der Akademie de goedheid hadons te
dien einde de officieële bescheiden betreffende dit strcelend
geschenk ten gebruike toe te vertrouwen. Wij kunnen niet
beter doendan de belangrijkste dezer heseheiden openbaar
te maken, opdat elk der schenkers gelegenheid hebbe te
zienhoe hoog hunne welwillendheid door de Akademie op
prijs gesteld wordt; en ten einde dit des te begrijpelijker te
maken, beginnen wij met den vereerenden brief, die het
aandenken vergezeldeen gerigt was aan den Gouverneur
der Akademie. Deze luidde als volgt