n maligen Gouverneur der Akademie, den Luitenant-Generaal Gbnkel overgelaten werd, diegenen, welke hij voor de actieve dienst geschikt, achtte in de gelegenheid te stellen zich bij hem aan te melden, opdat het Departement van Oorlog naar gelang der omstandigheden over hen beschikken kon. Dat echter de jeugdige telg, niettegenstaande zijn kortstondig beslaanreeds met vrucht getracht had aan zijne schoone bestemming te beantwoorden het blijkt nog heden ten dage allerduidelijkst uit de degelijkheid van hendie ofschoon zij slechts één of twee jaren het Akademisch on derwijs hadden genoten en toen voor het meerendeel in do rijën van het leger hunne vorming gingen voltooijenin vrij groot aantal den Officiersstand tot sieraad strekken. Wie met eenige bekendheid met het Officiers-personeel van ons leger de Naam- en Ranglijst raadpleegt, zal zeker niet aarzelen deze bewering volkomen te beamen. De onvoorziene loop der gebeurtenissendie de Relgische omwenteling kenschetsten was oorzaak, dat de schorsing der lessen aan de Militaire Akademie van langeren duur was, dan men aanvankelijk vermoedde. Het nadeel'twelk daar door voor de dienst te wachten stondwerd te zeer gevoeld dan dat de Regering niet op alle middelen bedacht zou zijn om daarin eenigermate te voorzien. Dewijl de noodzakelijkheid eener hervatting van de lessen het allermeest gevoeld werd voor de Kadets der Genie en van den Waterstaat, behaagde het Zijner Majesteit bij besluit van den l^0" Februarij 1832 te bepa len dat de Kadets der Genie zich naar Medemblik zouden begeventen einde bij het inmiddels aldaar opgerigte Instituut voor de Marine hunne studiën voort te zetten of op te vatten; die voor den Waterstaat werden vervolgens, naar male zij aangesteld werden, daarbij gevoegd. Inmiddels stond de wetenschappelijke vorming der aan staande Officieren van de andere wapens geheel stil het leger was te veldeen daarbij kon aan die vorming niet ge dacht worden. Zoodra echter de omstandigheden zulks veroorloofden,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1856 | | pagina 97