61
deugdelijke bewijzen daar zijndal het noodige verkregen
is, en in geen geval door het overbodige op den achtergrond
gedrongen wordt.
Ilier evenwel komen wij tot een tweede punt, namelijk:
wat is het noodige? In welken zin moet men die voorge-
schrevene vereischten opvatten? Dat programma, zoo als het
daar jaarlijks in de Staals-Courant wordt opgegevenschijnt
zoo rekbaar als gutla-percha Wat zijn die grammaticale
gronden van de Nederlandsclie en Franscke talen die gronden
der Algemeene Geschiedenis en der Aardrijkskunde; wat is
dat Algemeen Overzigt van de geschiedenis des vaderlands;
wat verstaat men door de leer der evenredigheden en der
gewone en lieudeelige breuken?
Onmogelijk is hetom die vragen met wiskunstige naauw-
keurigheid te beantwoorden. Ilier is het nu juist, waar liet
gezond oordeel van den onderwijzer de grenzen moet zetten
die geen voorschrift ter wereld ooit scherp zouden kunnen
afbakenen. Ilij moet het begrijpen dat het bijv. niet tot de
gronden der Aardrijkskunde behoort, om een overzigt te
geven van den politicken toestand van Amerika, maar dat
het omgekeerd niet voldoende isdat de Aspirant de namen
van al de Vereenigde Staten achter elkander kan opzingen
terwijl hij verder Canada in het zuiden en Patagonië in het
noorden plaatstdat een anderdie de namen van al de
Komeinsche Keizers kent, maar niet goed weet wat eigentlijk
een Keizer is, met al die geleerdheid niet gezegd kan wor
den, de gronden te kennen. Duizendmaal is het gezegd en
duizendmaal zal het nog herhaald wordendat begrijpen
meer is dan weten. Eene boeveelheid weten, die niet verder
gaat dan het gevorderde bij het examen, maar vergezeld
gaat van een helder begrip en ecu juist oordeel is alles
het omgekeerde niets waard.
Geloof vrij, dat het tot de moeijclijksle taak van den exami
nator behoort, om op te sporen, hoe hij, uit dat oogpunt,
gezien, den Aspirant moet beoordeelen. Daar wordt in de
zoogenoemde dresseerscholenzoo menige domkop, door on-