68 opzingen, maar niet weet te zeggen, welke rivier men overtrekt als men van den Ilaag naar Haarlem gaat; als hij de vraagwelke de regels zijn voor de spelling met ei of ij, schriftelijk beantwoordt met eene alleraandoenlijksle naauw- keurigheid, nog naauwkeuriger dan het hoek zelf, waar hij t uit geleerd heeft, maar die opgave inleidt met de woorden »Men kan hiervoor beina gene reegels geven, die voor allen gevallen voldoende zijn, maar den voornaamsten zijn deeze dan is hij natuurlijk reddeloos verlorendoch dan beklaag ik tevens den armen drommel, wiens stalen geheugen zoo glansrijk tegen die proef bestand wasmaar wiens oordcel dal misschien van nature goed genoeg was, om hem best te regt te brengen in de wereld, door de erbarmelijke on- derrigts-methodewaaraan hij vele jaren is onderworpen geweest, krachteloos is gemaakt en mogelijk voor altijd verknoeid. Dat volproppen met geleerdheid, waardoor de hersens, even als de gepilde kalkoenenwel vet maar niet sterk worden is een vooroordeelwaar niet genoeg op gewezen kan worden. Verscheidene voorbeelden heb ik er van aangeteekend bij ge legenheid van het laatste examen. Een Aspirant onder anderen sprak ik over het Zwitsersch Bondgenootschap. Naauwelijks had ik het woord genoemdof daar schoot de reeks van de twee-en-twintig namen der kantons als een vuurpijl naar hoven; eer ik tijd lot bedenken had, zat ik er midden in. Toen ik hem daarop vroeg, wat hij door eene Republiek verstond was het antwoord na tamelijk lange overdenking »een Republiek, mijnheer, is een ding, waar men zich aan geen mensch behoeft te storen." Nu heb ik toch liever iemand, die weet wat een Republiek is, al is hij dan ook niet volgeladen met de namen van de Zwitsersche kantons Wanneer ik aan een Aspirant vraag, hoe groot Nederland ten naastenbij is, neem ik hel hem volstrekt niet kwalijk, als hij zegt: «Ik weet het niet," dat zal tot zijne waarde niets toe- of afdoenmaar als hij mij zegtdat Nederland a

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1857 | | pagina 127