76 verkeerdheid enkelen behelzen mededeelingen van leerzame feiten, en mag ik ook soms bij het herlezen denken »hoe kon ik dat opteekenendit wordt dan gewoonlijk slechts te weeg gebragt door de omstandigheid, dat ik bij dat herlezen niet meer onder den invloed verkeer, waaronder ik mij bij het opteekenen bevond. Die invloed toch wordt niet zelden voorbereid door gedeeltendie in hetzelfde boek vooraf gin gen en is in de afzonderlijke brokstukken niet altijd weer terug te vinden. Toen nu de Septembermaand aangebroken was en daarmee ook hel einde van dien heerlijken vacantie-tijddie niet alleen voor de Kadets, maar voorwaar ook voor de Officieren en Leeraars der Akademie dringend noodzakelijk is om nieuwe veerkracht te verwervenen nieuwe geschiktheid tot het hervatten hunner afmattende bezighedenmoest er ook weer aan een Jaarboekje gedacht worden; want ik beken het, de ondervinding der vorige jaren heeft nog niet zoo veel op mij vermogen uit te werken dat ik liever bij tijds aan de zamenstelling daarvan beginwaartoe trouwens ook niet altijd de gelegenheid beslaat. In mijne verbeelding zag ik reeds de dreigende spook gestalte van den zetterdie mij zonder mededoogen ver volgde met zijn rusteloos: «Luitenant, copij as-t-u-blieft Ge moet welen, ze noemen dat copijen of ze daarmee eene hatelijke zinspeling op het kop-pie van den Schrijver be doelen, of dat ze zijn handschrift slechts als een dood een voudig afschrift zijner gedachten beschouwen is mij nog niet duidelijk geworden. Intusschen zoo veel is zeker, dat ik te vergeefs in mijn brein rondwoelde en zocht: er was in ge heel mijn hoofd geene drukbare gedachte; gedrukte, diep neergedrukte denkbeelden waren er genoeg in wanneer ik bedacht, dat mijn heele kop-pie geen greintje copij bevatte, en dat de zetter weldra in aantogt zou zijn. Of ik mijn hoofd al betastte en bekeeken of ik bet ook al schudde en omdraaideik vond er geen onderwerp in geschikt voor het Jaarboekje, en zou bijna wanhopend tot

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1857 | | pagina 138