91
op dezen noodloltigen weg laat voeren door baatzuchtige
overwegingeneene volslagen valsclie rekeningwant de
bezuinigingen van een twintigjarigen vrede zijn ontoereikend
niet om bet verlies der onafhankelijkheid te vergoedendie
onschatbaar ismaar zelfs om de noodlottige schade te her
stellen welke een vijandelijke invalhoe kort dan ook
veroorzaakt.
de Bkialmont.
Weleer hadden de Koningen hovelingenthans is het 't
volk, dat ze heeft. De eersten vleidenen bloosden niet
zulks te doende laatslen vleijen en buigen zich ter aarde
voor hun afgodsbeeldterwijl zij daarbij nog met grooten
ophef den schijn van onafhankelijkheid en deugd voorwen
den. Indien er toch hovelingen zijn moetenhebben wij
liever de eersten dan de laatsten; want hoe grooter de magt
is die men bewierookt, des te lager is de handeling.
de Brialmont.
Geen stand is meer aan de wisselvalligheden des mensche-
lijken levens onderworpen dan die des krijgsmansgeen
andere biedt zulke geestdoodendeverslappende vormen naast
de hevigste en verhevenste gemoedsbewegingen; geen andere
vergt zoo veel zelfverloochening naast zoo veel zegepraal
geen stand geniet hoogere achtinggeen andere grootere
veronachtzaming; geen stand vordert meer zielsterktemeer
zelfbeheersching, grootere offers en onbaatzuchtiger toewij
ding; en toch wordt geen andere stand zoo weinig ge
waardeerd, geen andere zoo slecht beloond.
Na een gelukkigen veldtogt windt de gloeijendste geestdrift
de welriekendste kransen om de hoofden der terugkeerende
krijgers, overlaadt hen met eerbewijzen, en brengt hun in
verrukking hare dankoffers. Doch de vlam verteert, de
kransen verwelken, de herinneringen verbleeken; de schijn
baar doode werktuigelijkheid der vredesdienst wordt weldra
als een poppenspel aangemerkt; de gansehe krijgerstand als