98
Kolonel, ik kom u berigten uit Algiers brengen, en
uwe vergiffenis afsmeeken.
Toen eerst herinnerde zich Kolonel Cavaignac dat Sta
nislas inderdaad wegens eene wond bij bet depót te Algiers
had moeten achterblijven. Iïct was een braaf onderofficier,,
vol zielskracht, evenwel koppig van aard, en die eenige
maanden geleden aan eene schitterende daad het wél-verdiende
eerekruis te danken had gehad. Met politiekamer gestraft,
had hij tot zich zeiven gezegd «een gedecoreerd onderofficier
wordt door de politickamer onteerd Ik wil er niet in." Om
nu hieraan te ontkomenhad Stanislas geen ander middel
geweten dan te vertrekkenom zich weder bij de veld-
balaillons te vervoegen. Daar gaat hij inderdaad op weg,
alléén, zonder wapens, in zijn Zouaven-uniformmet een
stok in de hand en zoo trekt hij den gelieelen Sahel, de
vlakte, de kruin over, om Médéah te bereiken. Hij had
duizend maal kans om den dood te vindenmaar wat deerde
het hem? Hij had zijn eerekruis te Algiers gelaten, opdat
ditindien hij den dood vondden Arabieren niet tot ze-
geteeken zou strekken. «Mijn hoofd, dat kan er nog door,
zeide hij; maar mijn kruis, dat 's wat anders!"
PlEUP.E DE CaSTELLANE.
Het is vooral bij de aankomst op het bivakdat de vin
dingrijkheid onzer (Fransche) soldalen in al haren glans schittert.
Blijf even bij gindsche tent staan en sla den escouadc-komman-
dant gade; men brengt hem krabben, schildpadden, water
slangen en al die dieren, die geen naam, maar een smaak
hebben, en welke de ondervinding onbevreesd leert nuttigen.
Of wel zij komen met een eetketel vol ossenbloed. Drie
achtereenvolgende malen gekookt, levert dit, wanneer het
daarna afgekoeld is, eene soort van zwarte kaas op. Wanneer
men deze met wat grof zout op de beschuit smeertlevert
zulks een redelijk voedsel opeene heerlijke bete voor
uitgehongerde magen. Evenwel zijn de ossen en schapen
van den vijand verre te verkiezendaarom maakten onze