no De edele stand, waaraan wij ons toegewijd hebben, wordt gelasterd, veracht, vooreerst door degenen, die wij in bedwang houdendoor degenendie het bestuur omver zouden willen werpen, en verder door die menigte van lieden, die, zonder ze te verstaan, de noodlottige beweeringen herhalen van de vijanden der ordeen die zonder het zelve te beseffen, zoo zeer de regeringloosheid in de hand werken. Alvins. Wat de sterkte van een leger, zijne militaire waarde uit maakt dat is de krijgstuchtde bedrevenheid in 't uitvoeren van alles wat tol het krijgs-ambt behoort, de gehardheid tegen vermoeijenissen de regelmatigheid der administratie de deugdelijkheid der kaders van officieren en onderofficieren. Welnu, de schutterij heeft geen krijgstucht, zij kan ze niet hebben; zij is met de verschillende dieustverrigtingen slecht bekendzij bezit noch de gehardheid tegen vermoei jenissen, noch ccne regelmatige administratie, noch goede kadersen in 't algemeen zijn hare officieren en onder officieren geheel onbedreven in alle militaire wetenschappen. Zij kan wel met veel kracht-inspanning zoo veel bedreven heid verwerven, dat zij de noodzakelijkste bewegingen op eene parade leert uitvoerenzij zal nimmer de manoeuvres voor den vijand met klem en zamenhang leeren verrigten. Sommige harer officieren zullen de kommando's leeren; maar zij zullen niet leeren, hoe men ze doet uitvoeren. Wat in den krijgsstand het moeijclijkst is en den meesten tijd vor dert, is niet het leeren bevelen, maar wel het leeren ge hoorzamen en dat is het juist wat noch de aanvoerders noch de schutters immer zullen leeren. Alvins. Veel gezien en veel geleden hebben, zijn twee uitmun tende zaken voor mannen van kennis en zielskrachtdie zaken ontwikkelen tevens den geest en het hart. Louis Gabseray.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1857 | | pagina 172