118
wel gelijkheid van ontberingen en van lijden bestaan als
er gelijkheid van sterfkans is.
de Brack.
Om goed voorposten-officier te zijn, is het niet genoeg
dapper te wezenen goed in het vuur te kommandeeren.
Men moet ook het grootst mogelijk aantal menschen op het
gewigtige punt weten te brengenen zorgen dat zij in alle
opzigten weerbaar en ten strijde gereed zijn.
de Brack.
Er is één gevalwaarin de bevelvoerder der ruiterij de
voorste moet zijn bij den aanval. Het is wanneer zijn
vereenigde troep hetzij in bataille of in colonne vooruit
rukt; dan moet hij alles meêslepen en zelf den eersten slag
toebrengen. Zoodra de stelling genomen is, verlaat hij zijne
rol van eersten soldaat om die van regelaar der bewegingen
op zich te nemen.
de Brack.
Op het slagveld is de krijgsman alles wat hij wezen kan
de schijn valt weg, het wezen blijft; er bestaat geen
sluijer meer; zijne driften zijn oppermagtig, zijne ziel ligt
open en bloot, en ieder die lezen kan en lezen wil, door
grondt haar. Daar verstomt de kuiperijde schijndapperen
de kamergeleerdenzij die in vredestijd zoo hard wisten te
galoppeerendragen het hoofd zoo hoog niet meer. Onge
lukkig het gelaat, dat telkens verbleekt; ongelukkig de
épaulet, die voor iederen kogel bukt; er wordt aan allen
regtvolkomen regt gedaan en wee dengenedie door dat
opperste geregtshof van aller meening veroordeeld wordt,
waar alleen de eer voorzit; hij is voor altijd verloren.
de Brack.
Het grootste ongelukdat een regiment kan overkomen
is, na de lafheid van zijn chef, de onwetendheid en de le-