4 Mij werd de leiding van deze onderneming opgedragen. Na een marsch van ruim een uur bereikten wij den zuid kant van bel waterdie door steile oevers omringd was. Wij vonden daar twee visschersbootjes en een klein plat vaartuig, dat ongeveer tien man opnemen kon. In dit laatste nam ik zelf met twee onderofficiers en acbt soldaten plaats; de rest mijner manschap werd in de twee booten verdeeld. De nacht was buitengewoon duister; de wind woei van den zeekant met eene zoo groole hevigheiddat men de beweging onzer riemen niet hooren kon. Weldra hadden wij de overzijde van 't water bereikt, en bevonden ons vlak onder de muren van het slot, zonder dat iets hoegenaamd aanduidde, dat men ons bespeurd bad. Het slot lag in de diepste duisternis vóór onszoo stilals ware het geheel ledig en verlaten. Mijn vaartuig was het eerste, dat aan den kleinen trap landde. Ik klom de trappen op; twee mijner lieden volgden; vervolgens weer twee; voor meer was er geen plaatswij moesten met het ontschepen der overige wachten totdat de deur gesprongen zou zijn. Met doffen toon viel de slag van mijn bijl; de grendel week aan ééne zijde, en de deur sprong open. Ik stond nu in een smallen gang, aan welks uiteinde ik eventjes de onderste trede van een tweeden trap onder scheiden kon. Vier mijner lieden waren mij in den gang gevolgd, een vijfde was uit het vaartuig op den trap ge sprongen en stond gereed om met het pistool in de hand verder door te dringen. Plotseling echter werd de deur met een harden slag digt geworpen als bewoog zij zich in 011- zigtbare hengsels, en op hetzelfde oogenblik stortte zich uit de verlichte vensters van het slot een zoo hevige kogelregen op de buiten liggende booten, dat deze, met dooden en gewonden gevuldgenoodzaakt waren zich met den meesten spoed builen het bereik van het vuur te verwijderen. Snel drong ik thans met mijne vier man vooruit. Wij bestegen den tweeden trap, en bevonden ons na weinige

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1857 | | pagina 66