9
»Ge begrijpt wel, dat ik u niet onder mijne soldaten
zal rekenenofschoon ik welligt daartoe geregtigd zou zijn
maar als vergelding voor uw leven eisch ik dat mijner
vrouw en mijner twee zoons."
«Mijn God!" riep ik uit, »red ook het. uwe en al het
overige tevens, capituleer mijnheer de Graaf 1"
«Neen," zeide hij, »maar één Kervegan is dood en twee
andere zullen morgen sneven, en wanneer mijne oude Ko
ningen weêr in hunne regten hersteld worden mag de
familie Kervegan niet aan hunnen troon ontbreken. Het lot
heeft zoo even heslist, welke mijner zoons hier zal achter
blijven het is de jongste."
»ln 's Hemels naam!" riep ik, »zeg mij toch, waarom
gij hem niet redden wilt
»Dewijl de boot, die u wegvoeren zal, slechts vier per
sonen bevatten kan."
«Welaan, dan zal ik achterblijven."
De Graaf glimlachte en vatte de hand van een zijner zonen.
«Herinner u dezen heer wél! zeide hij tot hem: indien de
fortuin keert en zijn leven eens in gevaar is, dan zult gij
het verdedigen, al ware het ook ten koste van het uwe."
Het kleinevlakke vaartuigwaarvan ik mij bediend
hadlag vóór de uitvalsdeur. Een oude dienaar zou roeijeu.
Het gezindat op deze aarde nimmermeer vereenigd zou
worden nam een treurig doch waardig afscheidtranen
rolden in diepe stilte over de wangen doch men vernam
geen zucht.
De moeder hield den achterblijvenden zoon lang in hare
armen. Zij drukte hem zonder zwakheid aan haar hart, en
sprak hem over den martelaarsdood.
Een uur later was de boot buiten op het wateren
landde weldra bij eene verlaten boerenhoeve.. Hier brak de
stoïcijnsehe moed des zoons en de koortsachtige kalmte der
moeder. Zij vielen elkaar in de armen en snikten luid.
Bij 't aanbreken van den dag kleurde zich de hemel plot
seling met gloeijende verwen; een geraas, den donder gelijk,