12
Spanjaard. Thans zag ik een jong menschmet ontblooten
hoofd en vliegende hareneen pistool in de hand en een
rookend geweer aan den riemop mij toe snellen. Ik liet
mijn paard een sprong terug doen en naderde mijnen redder.
Terwijl wij onderling blikken wisselden om onze afspraak
te maken, verschansten wij ons achter eenen boom; ik steeg
af, en plaatste mijn paard vóór ons. Viermaal gaven wij
vuur; drie Spanjaarden vielen, zoodat er nog slechts
drie overbleven. In 't zelfde oogenblik echter trof een kogel
mijnen schouder, en ik viel op den grond; mijn eenige
verdediger had geen kruid meeren werd door de Span
jaarden omsingeld. Hij greep mijnen degen en verdedigde
zich dapper, zoo dapper, dat ik, toen ik na eene on-
magt van verscheiden minuten weer de oogen opende, hem
bezig zag mijne wond te verhindenen haar met water uit
eene nabij gelegen bron te wasschen. De drie Spanjaarden
lagen dood aan mijne zijde; hij had den een met een kolf
slag geveld, en de beide anderen waren in de borst gewond.
Mijne wond beleekende niet veel, en ik stond op om hem
te dankentoen ik hem echter de hand reikte zag ikdat
hij bleek en met bloed bedekt was. Hij had zeventien wonden
van Catalaansche messen ontvangenen toen hij mijne hand
vatten wildebegaven hem de krachtenhij viel in onmagt
in mijne armen. Gelukkig was het schieten vernomenen
eene kompagnie Karabiniers rukte snel tot onze hulp op.
Ik liet den moedigen man in eene tent dragen. Hij moet
het bed nog houdende artsen meenen echter voor zijn
leven te kunnen instaan."
«Waar bevindt hij zich thans?" vroeg de Keizer.
«Niet ver van hier, Sire! in mijn eigen tent.''
De Keizer wierp zijn mantel om, en zeide haastig: »ik
wil den jongen man zien; voer mij bij hem."
De Kolonel nam een fakkel en geleidde den Keizer in zijne
tent. De jongeling sliep.
Hij zag er bijna nog als een knaap uithij was blond
zonder baardklein en tenger gebouwdde Keizer gelastte
hem te wekken.