»Nu," sprak de Keizer, «wat wilt ge dan?"
«Sire! Mijne moeder en mijne oudsle broeders zijn bij den
Koningde naam van Kervegan zal dus niet bij den troon
ontbreken en dat is alles wat noodig isik behoef daarvoor
niet daar te zijn."
«Werwaarts wilt gij dan gaan?" vroeg de Keizer.
«Naar Elba, Sire; ik zou u gaarne de vergunning vragen,
u te volgen."
Een uitroep van verrassing ontsnapte den Keizeren half
zacht mompelde hij «welk een man
Naar het Hoogduilsch.
J. C. J. K.
2