24
moedig en flink, eene gevoeligheid, die hem tot nu toe
onbekend gebleven was. Een gloeijende blos bedekt zijn
gelaat, alk heb u reeds elders gezien?" sprak de Keizer
met belangstellingmaar het is lang geledenhoe heet
gij? Noöl, Sire. Ik ken meerdere Noöls, maar welke
zijt gij; waar zijt gij van daan? Van Parijs, Sire.
Waart gij niet met mij in Italië? Ja, Sire, bij de brug
van Arcole, gij weet't Is waar ook, viel hem
de Keizer in de reden, thans herken ik u; en gij zijt Ser
geant geworden? Bij Marengo, Sire. En later? Later,
herhaalt Nocl met neergeslagen blik, later, niets Sire.
Gij hebt dus niet in de garde willen zijn? Integendeel,
dit was het eenige, wat ik verlangde; want ik was bij
Austerlitz, bij Wagram, kortom bij alle groote veldslagen,
maarWel nu?Wel nu! volstrekt niets,
en ziedaar. Dat verwondert mij niet, antwoordde Napoleon,
terwijl hij het voorhoofd fronsde; zijt gij reeds voorgedragen
geweest voor het ridderkruis?..Telkens, Sire.We zullen
dat straks nader onderzoeken; treed in het gelid terug."
Nu naderde Napoleon den Kolonel, en sprak eenige mi
nuten vertrouwelijk met dezen. De blikken, die beiden af en
toe op Nocl wierpendeden onderstellendat deze het on
derwerp van hun gesprek was. InderdaadNoöl is een van
die onbetaalbare, dappere en kalme soldaten, die slaaf van
hunnen pligt en dc krijgstucht, even onbaatzuchtig als ge
reed zijn om hun leven voor den Keizer te wagen een van
die dapperendoor Napoleon zoo hoog geschat. Hij heeft
zich bij menige gelegenheid onderscheiden; maar zijne ne
derigheid men zou kunnen zeggen zijne schroomvalligheid
heeft hem niet toegelaten om op de bevordering aan te
dringenwelke hij reeds lang verdiendehij heeft zelfs het
ridderkruis nietNapoleon heeft geradendat men jegens
Nocl zeer onbillijk geweest is. Aan hem is het derhalve,
het onregt op schitterende wijze te herstellen. Hij roept
den onderofficier terug: Ziedaar! zegt hij; reeds lang hebt
gij het verdiendwant reeds lang zijt gij een dappere vent." En