KRIJGSGEVANGEN.
Het is inderdaad om dol te worden, wanneer ik mijn
noodlot zoo regt overzie; hield het ligte bloed, dat mij de
hemel nu eens geschonken heeft, niet gelukkig meestal de
overhand, dan konden de ilussen mij aanstonds in het eerste
dolhuis het beste opsluiten. Hier moet ik thans als krijgs.
gevangene in een klein Russisch landstadje zitten en zitten
en enkel uit verveling jagt maken op de tallooze vliegen-
en muggenzwermen, die mij dag en nacht onophoudelijk
tergenterwijl mijne gelukkige makkers ginds roem en
eer inoogsten en toch eindelijk dat verwenschte Sebastopol
wel bestormd zullen hebben. Was ik nog maar den vorigen
winter gevangen genomen toen het bij ons in 't Fransche
legerkamp dikwijls vervelend genoeg wasdewijl wijdoor
het grondelooze slik schier in onze tenten opgesloten, toch
niet strijden konden, dan had ik mij nog eer in mijn
noodlot kunnen schikken. Waarschijnlijk toch was ik dan
nu reeds weder uitgewisseld en kon aan de spits mijner
brave kompagnie regt lustig van voren af aan op de Rus
sen instormen; maar juist thans, nu de beslissing dagelijks
meer nadert, nu welligt in 'tzelfde oogenblikwaarop ik
deze regels aan mijne oude wrakke tafel zit te schrijven,
ons bataillon meêstormt en een onzer officieren het vaandel
op fort Konslantijn plant, hier ledig te moeten zitten,
neen, het is inderdaad om zich zeiven tienrnillioen el diep
in den grond te verwenschen
OPTEEKENINGEN VAN EEN FUANSCH OFFICIER IN DE KRIM.