47 dat zwaar gewonde krijgers nog meê trachtten te stormen en den strijd volhielden totdat zij dood neervielen toch was dit alles vergeefs. Steeds groeiden de Russische ko- lonnes in de Gervais batterij aan, terwijl ons aantal van oogenblik tot oogenblik geringer werd en zoo moest ein delijk de reeds door ons veroverde batterij op nieuw in 'svijands handen vallen. Ik zelf was in den woeslen strijd met ongeveer 40 of 50 Fransche soldalendeels van ons regiment deels jagers van hel 5do bataillon, van het hoofdkorps afgeraakt, en geheel door de Russen omsingeld. Het was evenwel vol strekt ons voornemen nietons zoo maar dadelijk over te geven, gelijk de Russen welligt verwacht hadden. Onder een luid Leve de Keizer braken wij door cene Russische kompagnie heendie ons den weg wilde versperren. Het gelukte ons de bouwvallen van een steenen gebouw te be reiken, in de nabijheid van de kampplaats gelegen, en hier hoopten wij ons nog langen tijd met goed gevolg tegen de vijandelijke overmagt slaande te kunnen houdenal was er ook bezwaarlijk meer op ecne zegepraal te hopen. «Thans kapitein, zal er nog menige Rus aanmoeten eer ze ons levend in handen krijgen riep mij een jong korporaal van het 19,1C regiment van linie toe, en tevens vuurde bij zijne Minié-buks die hij uil de hand eens pas gevallen Jagers had opgenomen op een Russisch officier af, waardoor deze op de plaats neerviel. De vuurwapens hadden nu voor ons ook weêr meer waarde gekregen dan zij in het handgemeen gehad hadden. De Russen schoten geheele salvo's door de ramen en deur-openingen van onzen bouwval, en doodden en verwondden aldus nog menigeen uit onzen kleinen hoop. Maar ook wij schoten duchtig terug en wisten aldus den vijand op eenigen afstand te houden. Ik zelf had de buks eens gevallen Jagers ter hand genomen en schoot haar tweemaal zoo ik meen met goed gevolg af. Juist toen ik dit voor de derde maal doen wilde trof mij een Russische kogel aan mijne linkerhand en nam de twee

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1859 | | pagina 113