72
Kon men onder de 185 jonge lieden die men geëxamineerd
had, geen vijftigtal meer vinden, dat aan de vereischten
voldeed Negen en veertig plaatsendie nu onvervuld ble
ven Het was ongehoord
Sehrijver van dit stuk was lid van de Commissie tot het
afnemen van dat examen, en als zoodanig is hij met zijne
collega's vooral in de gelegenheid geweest, niet alleen deze
klagten te hooren uiten maar ook om de billijkheid daarvan
te beoordeelenv Alle leden van de Commissie hadden ze ook
voorzien (men is er sedert jaren aan gewoon geworden als
supplementaire verveling na afloop van het examen)en
het scheen dat zoo het geen goed kon het in geen geval
kwaad kon slichten, als het publiek een eenigzins uitvoe
rig verslag van het examen kreeg waartoe de bouwstof
fen onder het examen zelf bijeengebragt werdenen welke
dienen mogen om ook den oningewijde een denkbeeld te ge
ven van de bedrevenheid der adspiranten, die afgewezen wer
den. Dergelijke verslagen zijn, meer of minder uitvoerig,
reeds vroeger door het Jaarboekje der Akademie geleverd,
en hebben eenige vruchten gedragen, en om die reden is
het ook waarschijnlijk, dat hetgeen hier volgt door som
migen met eenige belangstelling gelezen zal worden.
Eer er sprake is van de ondervinding op het examen op
gedaanis het welligt niet ondoelmatig voor toekomstige
adspiranten, eene korte opgave te doen van hoe dal examen
ingerigt is.
Ongeveer drie weken vóór het begin van het examen
wordt door den Gouverneur der Akademie eene Commissie
benoemd die belast is met dit af te nemen. Die Commis
sie bestaat gewoonlijk uit zeven ledenwaarvan één als Pre
sident fungeert; vier van de leden zijn belast met het
onderzoek der adspiranten in de wiskundige vakken;
drie nemen de letterkundige vakken op zich. De hceren
aan welke deze eer te beurt valtverheugen zich dus reeds
een paar weken vooraf in het aangename vooruitzigt van
eene kleine vijf weken lang, niet meer of minder dan zes