73 uren daags te kunnen examineren, behalve den tijd, die vereischt wordt om ouders voogden en leermeesters te woord tc staan, die (zonder uitzondering) »een allerknapsten jongen, mijnheer," komen aanbevelen, «die echter welligt een weinig verlegen is, maar als hij eens op zijn ge mak is enz. De adspiranten zelve worden ingedeeld in «ploegen," ge middeld 14 of 16 man sterk, en door den Gouverneur op geroepen, om opeen bepaalden dag zich te Breda te bevinden, waar zij des namiddags door de Geneeskundige Commissie ligchamelijk onderzocht, en goed- of afgekeurd worden. Den volgenden morgen begint bet examen, dat twee dagen duurt, waarvan één aan de wiskundige, één aan de letter kundige vakken besteed wordt. 'sMorgens om acht uur begeven zich de adspiranten naar de Akademiewaar zij onmiddellijk aan de schrikbarende Commissie overgeleverd worden. Aangenomen dat een ploeg" veertien man sterk is dan worden de zeven eersten aan den regterkant van de zaal aan even zoo vele tafeltjes geplaatst, en de zeven laatste op de lijst op dezelfde wijze links ge rangschikt. De zeven eerste op de ploeglijst hebben den eer sten dag examen in de wiskundigede zeven laatste in de letterkundige vakken. Van dezen regel wordt niet afgewe ken. De Commissie zelve weet dus niet, eer zij gezien heeft hoevele door de Geneeskundige Commissie afgekeurd zijn, welke jonge lieden met wis- of letterkunde beginnen. Ten einde de jonge lieden geheel op hun gemak te zetten, wordt hun in het eerste half uur niets gevraagd. Diegene welke voor de wiskunde zijn krijgen eenige zeer gemak kelijke rekenkundige vraagstukken op, welke zij schriftelijk oplossen moeten. Voor de letterkunde krijgt men een pa piertje met de opgave van vier geschiedkundige opstellen, uit de oude, middel, nieuwe en vaderlandsche geschiede nis, allen gemakkelijk te beantwoorden, als de adspirant slechts zijn Bosscha eenigzins kenten heeft leeren begrij pen. De adspiranten worden verzocht de opstellenzoo mo-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1859 | | pagina 139