90
werking konden geven. Velen kwamen daarbij met alge
braïsche bewijzen voor den dag, die volstrekt niet begrepen
waren maar toch met de meeste trouw opgedreund werden.
Zeer enkele keeren vroeg men het bewijs voor de deelbaar
heid door 3 en 9daarbij bleek niet zelden, dat de ads-
pirant dit op onberispelijke wijze kon doen voor een getal
uit de algemeene cijfers abcd zamengestcld. Gaf men
hem echter het getal £572 dan wist hij zijn geleerd bewijs
niet op dit bijzonder geval te geven; dit ging niet, het was
onmogelijk, zelfs al was het bewijs voor a, bc d opge
schreven. Zóó weinig gaf de algebra aanleiding tot naden
ken zóó belemmerde zij zelfs het nadenken.
Op vragen aangaande de theorie der evenredigheden krijgt
men meestal van buiten geleerde antwoorden; zelden dezul
ken, die aanwijzen, dat de zaak goed begrepen is. Dik
wijls is de verklaring louter onzin; bijv.: »Eene reden zijn
twee grootheden, die op eene evenredige wijze van elkander
afhangen." (Sic.) ®Twee grootheden maken eene evenre
digheid uit." uEenc evenredigheid is een getal, dat met
een ander getal gelijk slaat."
Soms verneemt men al zeer rare zaken. Er wordt bijv.
gevraagd
15 werklieden kunnen een werk in 18 dagen voltooijen
hoeveel dagen hebben 27 werklieden voor dalzelfde werk noodig
Dadelijk wordt er opgeschreven
1 1
T T'
W l \\l'
Nu vraagt men natuurlijk waarom dat zoo is, en het diep
wijsgeerig antwoord luidt woordelijk: omdat lijd een oorzaak en
werklieden een gewrochten een gewrocht is altijd omgekeerd aam
de oorzaakIloe jammer niet waar dat hel laatste besluit
niet volkomen juist is; immers wat zou een erbarmelijk on
derwijs (indien wij dit eens als oorzaak mogten beschouwen)
dan geen heerlijke gewrochten opleveren. Doch daar gaat
mij een licht op; misschien is de stelling juist, misschien