8 stand staakte; maar het groot verlies aan ervaren ruiters (1) had den juist nooit zachtaardigen Carmagnola woedend ge maakt en in zijne grimmigheid wilde hij van geen kwartier geven hooren. De slag werd alzoo voortgezet, en nu vielen plotseling 600 Zwitsersdie inde 3/Vsoas-vallei gefourageerd hadden, onder luid krijgsgeschrei op de achterhoede der Ita lianen aan. Carmagnola in den waan dat de bij Poleggio gelegerde Zwitsers in aantocht waren, brak alsnu op zijne beurt den slag af, doch handhaafde zich op het slagveld. Wél lagen er hierop nu van de Zwitsers slechts 400 man, van de Italianen 1200 man aan dooden en zwaargewonden uitgestrekt, maar Bellinzona kwam voor goed aan die van Milaanen het eenigste, dat de dappere bergbewoners bij hunne dapperheid wonnen, was de indruk, dien zij door hunne reuzenkracht en forschen ligchaamsbouw op hunne te genstanders maakten. Carmagnola voerde zelf het lijk van een der groolste Zwitsers naar Milaan mede, ten einde den Hertog hel vervaarlijk wonder met eigen oog te doen aan schouwen. Hij was echter dezen geenszins zoo welkom meer als vroe ger, en terwijl Filippo Maria uitsluitend Angelo deela Per gola belastte met het bestoken der Florenlijnenwaarmede hij omstreeks dien tijd in openbaren oorlog geraakte, deed hij Carmagnola zoo spoedig mogelijk naar zijn Stadhouder schap vertrekken, onder belofte van hem het opperbevel over de in Genua tegen Napels uit te rusten vloot te zullen op dragen. Toen hel evenwel op eene benoeming aankwam veranderde de Hertog onder den glimp van eenig schoon schijnend voorwendsel plotseling van gedachte, en kreeg Gumo Torelli den commando-stal'in handen. Carmagnola verkropte dien hoon niet zonder zijne aanspraken te willen doen gel den, maar juist van dezen sterken aandrang werd door de (1) De Condottiéri toch waren (volgens stilzwijgende overeenkomst) gewoon, rui ter en paard te sparen zoodra deze buiten gevecht gesteld waren en zulks niet uit ridderlijke edelmoedigheid maar uit gemeenschappelijk eigenbelangdewijl elke aanvulling hun op groote kosten te staan kwam.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1859 | | pagina 74