u wil van Jen overleden Vorst, op diens verzoek en in naam avail den minderjarigen Vorst, het beheer van Forli aan- vaarden deed? En welk belang bovendien hadden de Flo- *renlijnen bij dit alles? Forli toch behoorde niet aan hen. «Iïel zijn dus de Florenlijnen zelve, die den Hertog ge- xdwongen hebben zijne wapenen te voeren over de Apennij- nnen waar geenerlei belang hem riep. Men heeft hem ge it noopt zich te verdedigen, en heeft men alsdan rechter zich «over te beklagen, dat hij zoodra mogelijk offensief tewerk »ging? Is het billijk, in zijne zegepralen een bewijs zijner «eerzucht te zien? En moet men ze niet liever beschouwen »als een blijk van de rechtmatigheid zijner zaak waarop x de zegen des Allerhoogsten rusten inógt «Sedert de trots der Florenlijnen gefnuikt werd door onze overwinningen, heeft de Hertog bij herhaling van zijne ge- xmatigdheid doen blijken. Vele Vorsten, Onze Heilige Va- »der de Paus, uw Gerneencbest hebben zich als bemidde laars voorgedaan, en van welken kant anders dan van «dien der Florenlijnen was er weigering tot een vergelijk? «Wal wordt door hen gevraagd? Eencn Vorst aan te val- »len, die u geenerlei reden tot klachten gegeven heeft. »Wal vraagt u de Hertog? De voortzetting eener vriend- schap, welke hij verdient. Een zoo verstandig bewind xals het uwe zal dan ook stellig niet door onrechlvaar- «digheid eene zekerheid trachten te verkrijgen, welke gij «bereids bezit, welke nooit verstoord geworden is, en xwelke u geen oorlog zoo goed zou kunnen waarborgen als xzulks de vrede doet." Aan hen, die zich de bezadigde taal van den ouden Mon- crnigo vroegeren Doge van Venetiëherinnerden, was deze rede der Milaneesche afgevaardigden eene aansporing om in de tot nog toe gevolgde vreedzame stemming te volharden. Geenszins was dit echter het geval met den toenmaligen Doge Foscabi die, bereids vroeger tot den krijg gestemd, thans de gelegenheid open zag om aan de oorlogzuchtige partij in Venetië de bovenhand te verzekeren, daarom

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1859 | | pagina 80