22
ren. ien aanzien der gevangenen handelde Carmagnola
geheel in den geest dier dagenofschoon zeer tegen den zin
der in zijn eigen leger aanwezige Venctiaansche Gevolmach
tigden Provedüori de San Marco(1). Te dier tijde toch
golden de krijgsgevangenen als persoonlijken buit, en aan
gezien nu de Condottiéri met hunne nieuwe benden telkens
van partij wisselden en deze onverschillig uit alle oorden
met de koenste waaghalzen aanvulden was het vrij natuur
lijk dat na den strijd alle haat en nijd als bij tooverslag
onder de troepen zelve verdween. Men herkende in zijne
gevangenen bloedverwanten, vroegere speelmakkers of zelfs
boezemvrienden en in de overtuiging dat de kansen van den
oorlog steeds zeer wisselvallig warenhadden de Condoltiéri-
benden al zeer spoedig de gewoonte aangenomen wél den
buitde paarden de wapenen prijs te verklarenmaar de
gevangenen weder in vrijheid te stellen-; alleen bij edelen
en burgersdie niet als avonturiers van beroep te boek
stondenkwam het op een aanzienlijk losgeld aan Car-
magnola s troepen nu hadden ook dit maal hunne krijgsge
vangenen waarmee ze voor een groot gedeelte waarschijn
lijk vroeger onder den Hertog van Milaan zeiven gediend
hadden, vrijgegeven, en op het tegenverloog der Gemach
tigden gaf Carmagnola zelf geen ander antwoord, dan dat
hij al de nog te zijner beschikking staande gevangenen
liet bijeenverzamelen en tol hen zeide: «Mijne soldalen heb-
»ben aan uwe krijgsmakkers de vrijheid terug gegeven;
«ik zou mij schamen minder edelmoedig Ie zijn, ge kunt
«naar uwe vaandels lerugkeeren"en nog denzelfden dag zond
hij ze met hunnen bevelhebber Malatesta aan het hoofd
naar 't Hertogelijk leger terug. Buitendien weigerde hij
ronduit thans onverwijld op Milaan zelf aan te rukken
dewijl volgens hem nog te veel sterkten moesten veroverd
worden alvorens zulks veilig geschieden kon. De krijgs-
(1) Ecne soort van potkijkers en remschoenen a!s rvaarmede later ook onze
Republiek zaliger gedachtenis tot ergernis van eiken degelijken bevelhebber niet
minder kwistig was*