20 den tijdgenoot gegronde reden bestond om óf zijne bekwaam heid, óf zijne oprechtheid te verdenken. Waarschijnlijker is t evenwel dat alleen de zucht om van zijne onontbeerlijk heid te doen blijken, om te loonen dal alleen hij op dc Milaneezen het overwicht van Venetië en dier bondgenoo- ten vermogl te handhaven, hel roersel zijner daden 'werd, Voorzeker een gewaagd spel! Ongelukkig voor hem hieven de omstandigheden hem niet altijd even gunstig, en alstoen huiverig geworden om zich bloot te geven, beging hij mis slag op misslagin de oogen der Venelianen zoo vele be wijzen van zijn verraad. Ten einde echter den gang der gebeurtenissen niet vooruit te loopen is het zaak lot de onderneming op Cremona in den zomer van 1451 tcru'> te keeren Zeven en dertig groole schepen en honderd kleinere vaar tuigen der Venelianen liepen namelijk in Junij den Po bin nen en voeren tot op anderhalf uur van voormelde sterkte den stroom op; Carmagnola legerde zich met zijne troepen op een uur er vandaan, in de richting van Pavia. De Milaneezen hadden daarentegen hunne vloot welke wel uit een grooter aantal maar tevens uit veel kleiner vaartuigen bestondiets boven Pavia doen post vattenterwijl hun leger onder Sforza en Piccimno de heirbaan van Pizzi- ghellone dekte en met de scheepsmacht in gemeenschap was. Ook volgens het plan der Milaneesche aanvoerders zou de beslissing te water worden uitgelokt. Hunne kleinere vaar tuigen waren op de rivier geschikter dan de logge galeijen der tegenpartij en wanneer zij hunne landtroepen op de vloot overbrachten, dan verkregen zij in eenen strijd, welke schip tegen schip door enteren en handgemeenschap moest beslist worden, een onmiskenbaar overwicht op de uilslui tend in "t manoeuvreeren bedreven Vcncliaansche matrozen, hen zeer gewone listnamelijk een gewaande overlooper die hel ïjandelïjk plan verried, misleidde Carmagnola vol komen met betrekking lot dc bedoelingen zijner tegenstan- ders. Hij gelooide stellig te land te zullen worden aange-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1859 | | pagina 92