oÜ
den winter op nieuw vredes-onderhandelingen werden aan
geknoopt. Alsnu was ook naar het oordeel van den Raad
van Venetië het ware oogenblik tot verrekening met Car
magnola gekomenmaar nog altijd beducht om hem te
midden der zijnen lot verantwoording voor hunne geduchte
rechtbank te dagen begreep de Raad der Tienmannen
vooraf nog onder de plechtigste belofte van de diepste ge
heimhouding twintig edelen (nobili) in zijnen boezem te moe
ten opnemen, om met deze te beraadslagen over de mid
delen ter uitvoering van het reeds zoo veel maanden vroeger
genomen besluit. Dit gemeenschappelijk overleg had ten
gevolge eenen brief, dien de Staats-schrijver Giovanni ue hi-
periis persoonlijk aan Carmagnola moest overbrengen. «Men
hield het niet voor geraden," dus schreef de Raad der
Tienmannen aan hem, »dcn oorlog op de boorden deivlcMa
»tusschen moerassen en bosschen voort te zetten; ook was
het aan bedenkingen onderhevig, om zonder dekking eener
sterke vloot om Cremona een geregeld beleg te slaan. Dien
»ten gevolge scheen het wenschelijkeraan gene zijde van
den Po tegen Par ma c.a Piacenza op te treden, alwaar men
«buitendien den Markgraaf van Mantua vóór zich had, die
«aan de Venelianen den overgang over den Po zou verge-
makkelijken en daarentegen aan de Milaneezen weigeren.
«Dit was het gevoelen van den Senaat, doch alvorens een
«bepaald besluit te nemen, wenschte men wel den Opper
bevelhebber persoonlijk te hooren." Carmagnola werd al-
zoo verzocht zich zoo spoedig mogelijk naar Venetië te be
geven, alwaar ook Gonzaga uit Mantua dagelijks verwacht
werd. Deze brief kenmerkt geheel de doorgaande handel
wijze van Venetië's hoog-achlbaar Staatsbestuur, en wie hier
aan mogt twijfelen, behoeft slechts Daru's Hisloire de Ve-
nise in handen te nemen, en de achter het 16üe Boekte
vinden Statuten harer Staals-inquisitie op te slaan om zich
volkomen bekeerd te zien.
De Impeuiis vond Graaf Carmagnola te Brescia. Zoodra
deze vernam, dat men zijne tegenwoordigheid verlangde,